‘Bouw aan wederzijds vertrouwen met medewerkers’ - praktijkvoorbeeld werkgeversrol RvCPraktijkvoorbeeld werkgeversrol RvC: ‘Toezicht op randvoorwaarden en omstandigheden werknemers’ De werkgeversrol van de RvC verdient aandacht. In de praktijk lopen bestuur en toezicht tegen dilemma’s aan. Een VTW-werkgroep heeft zich over praktijkvoorbeelden gebogen om meer inzicht te krijgen in die dilemma’s en de geleerde lessen op een rij te zetten. Net als in 2022 publiceren we casussen die aansluiten op één van de vijf aandachtsgebieden uit de handreiking De smalle en brede werkgeversrol van de commissaris, dit keer: ‘Toezicht op randvoorwaarden en omstandigheden in het dagelijks werk van alle werknemers.’ Pas na diens vertrek ontvangt de RvC signalen van medewerkers over (sociaal) grensoverschrijdend gedrag van de (ex)bestuurder. De RvC is verrast dat deze signalen nooit eerder zijn geuit. Hoe dit te voorkomen? Inhoudelijke context Pas na het vertrek ontvangt de RvC signalen uit de werkorganisatie over de leiderschapsstijl van de bestuurder. Hij zou onvoldoende open en transparant zijn. Een aantal medewerkers voelde zich door de bestuurder onheus bejegend en daardoor (sociaal) onveilig. Meerdere medewerkers konden niet zichzelf zijn, geven zij aan. Buiten de organisatie stelde de bestuurder zich weinig daadkrachtig op. De RvC is verrast dat deze signalen nooit eerder zijn geuit. De RvC is regelmatig op kantoor aanwezig en voert periodiek formele en informele gesprekken met medewerkers. De RvC heeft nooit rode vlaggen geconstateerd ten aanzien van (sociaal) onveilig gedrag door de bestuurder. Ook van de belanghouders heeft de RvC geen signalen ontvangen. De corporatie had onder de vorige bestuurder geen vertrouwenspersoon waar medewerkers vermoedelijke misstanden binnen de organisatie konden melden. Vragen en dilemma’s Discussie Andere leden geven aan dat hieraan nog een vraag voorafgaat: had de RvC een onderbuikgevoel? Is de RvC verrast dat de bestuurder (sociaal) grensoverschrijdend gedrag vertoonde? De commissaris die de casus inbracht, stelt dat de RvC wel onderbuikgevoelens had, maar dat daarmee niets is gedaan. De vraag waarom niet is voer voor de komende RvC-zelfevaluatie. De RvC haalt wel al de banden met externe belanghouders aan. Op aandrang van de RvC heeft de corporatie een vertrouwenspersoon aangesteld. In de Tweede Kamer ligt een wetsvoorstel voor dat elke organisatie verplicht om een onafhankelijke vertrouwenspersoon te hebben. Als medewerker moet je sterk in je schoenen staan om grensoverschrijdend gedrag door een bestuurder te melden. Dit geldt nog meer de corporatie hiervoor geen procedure heeft ingesteld en/of geen vertrouwenspersoon heeft aangewezen. Maar ook dát is geen garantie dat een medewerker bij grensoverschrijdend gedrag daadwerkelijk een melding doet. Iedereen vindt dat de RvC proactief in gesprek moet met medewerkers om wederzijds vertrouwen op te bouwen. Vraag na wat onder de medewerkers leeft, en vraag door naar zaken die ze wellicht niet direct vertellen (de onderstroom). Dat kan bijvoorbeeld tijdens een overleg met de ‘benen op tafel’ met het MT of tijdens een ronde op de werkvloer (meelopen met afdelingen). De RvC kan medewerkers uit de organisatie uitnodigen in RvC-vergaderingen, of open en eerlijke gesprekken voeren met de bestuurssecretaris. Bij voorkeur gaat het om een combinatie van deze acties. Vertrouwen opbouwen kost tijd, maar is het waard: de RvC moet voeling houden met (wat er leeft bij medewerkers in) de organisatie. Al voert de RvC regelmatig informele gesprekken met medewerkers, de raad staat per definitie op enige afstand. Signalen van grensoverschrijdend gedrag komen lang niet altijd bovendrijven, zo wordt gesteld. Als het gedrag van een bestuurder in een RvC-vergadering niet goed voelt, is het volgens iedereen de verantwoordelijkheid van alle commissarissen, maar in eerste instantie van de voorzitter, om hierop door te vragen. De RvC moet onderbuikgevoelens nooit wegredeneren, maar deze altijd benoemen en bij elkaar toetsen. De RvC moet hier onderling goed over doorpraten en hierover ook in gesprek gaan met de bestuurder. Na een RvC-vergadering met veel gevoelens van ongemak of onbehagen, kan de voorzitter bijvoorbeeld andere RvC-leden of de bestuurssecretaris bellen om te toetsen wat er speelt. Soms is een kort gesprek met de bestuurder al voldoende. De RvC-voorzitter moet deze gevoelens van ongemak niet uitgebreid buiten de RvC om bespreken en het verloop van het gesprek delen met de andere RvC-leden. Conclusie ‘Toezicht op randvoorwaarden en omstandigheden in het dagelijks werk van alle werknemers’ en lessons learned
Meer informatie Handreiking De smalle en de brede werkgeversrol van de commissaris Eerdere praktijkvoorbeelden
|