Gemeenschappelijke opgave niet vanzelfsprekend
Elma Groen
Met interesse heb ik het betoog van Gert van Dijk gelezen. Ik struikelde over het gezamenlijke dat de rode draad in zijn essay vormt. Dat gezamenlijke is de hoeksteen in zijn pleidooi voor de derde laag. Maar wie vormen die gezamenlijkheid toen en nu?
Voor de burgers die de eerste woningcorporaties hebben opgericht waren slechte behuizing, de krottenwoningen en daaruit voortvloeiende volksziekten zoals cholera en tyfus de aanleiding om betere woningen te gaan bouwen. De gegoede burgerij, religieuze instellingen en vakorganisaties namen in de tweede helft van de negentiende eeuw het voortouw. Later kwamen daar gemeentelijke woningbedrijven bij. De gezamenlijkheid bestond niet uit huurders. In de twintigste eeuw konden huurders vaak lid worden van de woningbouwvereniging. Door de vele (wettelijke) regels en subsidievoorwaarden hadden de besturen echter niet veel beleidsruimte en de leden dus niet veel te vertellen. In de jaren ‘80 van de vorige eeuw deed de emancipatiegolf haar intrede binnen de volkshuisvesting. De huurders kregen een wettelijk recht op participatie, later vastgelegd in de Overlegwet. In de huidige Woningwet is de huurdersvertegenwoordiging partij in het tripartite overleg (wethouder, corporatie, huurders) om tot een akkoord te komen over de door de corporatie te leveren prestaties. Je zou kunnen zeggen dat de noodzaak van deze wettelijke maatregelen onderstreept dat Samenwerking niet vanzelfsprekend is.
Tegelijkertijd realiseer ik mij dat velen van ons, commissarissen, een beeld hebben dat wij samen met onze huurders invulling geven aan de volkshuisvestelijke opgave.
Van Dijk schetst een beeld waarin van het samen optrekken niet veel terecht komt: “Maar al te vaak worden raden van huurders, cliënten etc.– vaak met de beste bedoelingen – door het bestuur overvoerd met informatie en de mogelijkheid daar vragen over te stellen. Het resultaat is éénrichtingsverkeer van bestuur naar achterban in plaats van andersom”. Ik herken dat. Het lijkt erop dat wij onze bedrijfsvoeringsvraagstukken zijn gaan voorleggen en delen met bewoners in plaats van onze doelen. In termen van Wouter Hart praten we met hen veel over de systeemwereld, veel minder over de leefwereld en amper over de bedoeling.
Volkshuisvesting
Laten we dus naar de bedoeling kijken. De bedoeling van de volkshuisvesting laat zich vertalen in drie doelen: beschikbaarheid, kwaliteit en betaalbaarheid. Over de beschikbaarheid kun je een boom opzetten, al was het maar de spanning tussen de wet en onze statuten met betrekking tot de huisvesting van de middeninkomens.Ook over de kwaliteit kun je van mening verschillen. Kunnen we tevreden zijn met de uitkomst van een onderzoek naar de beleving van de onderhoudstoestand dat Woonbron liet doen?
Van de huurders die reageerden, vindt een op de vijf dat zijn woning slecht onderhouden is. Eenzelfde deel zegt graag te willen verhuizen in verband met de onderhoudsstaat van hun woning. Bijna de helft zegt last te hebben van vocht of lekkage en het huis niet altijd warm te krijgen. Toch geven de meeste huurders die reageerden hun woning een voldoende. Gemiddeld krijgen woningen het rapportcijfer 6,1.[1]
En hoe denken we over de betaalbaarheid? Zoals ooit de gegoede burgerij startte met hun goede werken om armen betere huisvesting te bieden, vroeg ik mij af hoe het anno 2017 staat met de armoede van sociale huurders. Het organiseren van betaalbare woningen staat bij elke corporatie bovenaan hun lijstje met ambities. Het RIGO deed onlangs onderzoek naar de woonlasten van de huurders. De samenvatting liegt er niet om: “Rekenen we ook een stijging van de energieprijzen mee, dan komt het aantal hurende huishoudens dat in 2017 in armoede leeft uit op 891.000. Dat wil zeggen dat 35% van de huurders na aftrek van hun woonlasten onvoldoende zal overhouden voor hun noodzakelijke uitgaven en deelname aan het maatschappelijk leven. In sommige regio’s, zoals Noordoost-Groningen waar inkomens gemiddeld laag zijn en de temperaturen ‘s winters ook, gaat het om bijna de helft van alle huurders!”.[2]
Luister naar de huurder: het gaat om de betaalbaarheid!
Betaalbaarheid is de grote kwestie. Hoe organiseer je samen betaalbaarheid vanuit de verschillende rollen? Van Dijk richt zich vooral op invloed en zeggenschap. Waarbij huurders als hoogste orgaan in de zeggenschapshiërarchie het laatste woord behoren te hebben. Hij stelt dat zij geen vrijblijvend klankbordgroepje zijn. En zoekt vervolgens een werkbare vorm om het omklappen van de piramide te bewerkstelligen. In tegenstelling tot Van Dijk denk ik dat de oplossing in eerste instantie niet zit in het zoeken van een andere vorm, een derde laag. Voor mij zit de oplossing in ons gedrag als toezichthouders en commissarissen. Als wij echt hadden geluisterd naar onze huurders - en met echt luisteren bedoel ik zonder beren op de weg te zien, zonder wetgeving centraal te stellen, zonder onze bedrijfsvoering als belangrijkst te ervaren - dan waren de huren allang betaalbaar! En hadden we geen discussie over een derde laag. Dit vraagt veel van ons gedrag dat zichtbaar wordt in de leiderschapsstijl, de organisatiewaarden en de gehanteerde werkwijze.
Als wij vanuit organisaties met zulk nieuw gedrag luisteren naar onze huurders, horen we de vraag naar betaalbare woningen op een andere manier. Niet als politieke, top-down bepaalde beleidskwestie maar als cri de coeur van de huurders. Zij vragen al meer dan honderd jaar naar betaalbare woningen! Wij luisteren niet goed. Weten zelfs keer op keer uit te leggen, toe te lichten, waarom het ons weer niet gelukt is. En wij zijn daar tevreden mee! Wij leggen ons erbij neer dat we binnen de lijntjes moeten kleuren.
Ik denk dat wij als toezichthouders nog steeds niet bereid zijn het belang van betaalbare woningen centraal te stellen. Want wanneer wij dat gaan doen zullen wij samen optrekkend met de huurders daar ook alles aan kunnen doen.
Daarbij gaan wij als toezichthouder niet op de stoel van de directeur- bestuurders zitten. Nee, de enige weg is dat onze leiderschapsstijl een effectieve bijdrage levert om het bestaande systeem in de experimenteerstand te krijgen. Dat wij onze directeur-bestuurders daartoe aansporen en -spreken. Zodat wij samen ieder vanuit zijn rol, kunnen onderzoeken op welke wijze wij wel effectief kunnen bijdragen aan de betaalbaarheid van het wonen. Een derde laag levert geen betaalbare woningen op. En als die er zijn, hoeven we het misschien niet meer over die vorm te hebben.
Hoe dan ook, volgens mij zijn wij, commissarissen, aan zet en niet de huurders!
Elma Groen
Bronnen
[1] Woonbron en NOS onderzoek naar de kwaliteit van wonen, 2016
[2] Rigo rapport Onderzoek naar woonlasten huurders, 2013. Stevan Kromhout