De Autoriteit woningcorporaties (Aw), onderdeel van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) staat sinds 2015 onder leiding van Kees van Nieuwamerongen. Stefanie Spekreijse is met haar team verantwoordelijk voor de uitvoering van de geschiktheid en betrouwbaarheidstoetsen. De VTW heeft hen geïnterviewd over de fit en proper toets. “Ons belangrijkste doel is het terugbrengen van vertrouwen en rust in de sector.”
Nuttige casuïstiek
Sinds de invoering van de nieuwe Woningwet, juli vorig jaar, moeten alle bestuurders en commissarissen een geschiktheid- en betrouwbaarheidstoets ondergaan bij hun benoeming of herbenoeming, de zogenaamde fit en proper toets. “We hebben vorig jaar in betrekkelijk korte tijd een groot aantal gesprekken gevoerd met bestuurders en commissarissen”, vertelt Spekreijse. ”Het eerste kwartaal 2016 waren dat er alleen al ruim 250. Deze gesprekken zijn gevoerd aan de hand van de kaders die in de wetgeving zijn gegeven. De casuïstiek vanuit de gesprekken hebben bij ons geleid tot een verdere verfijning van het toetskader, dat nu verder wordt uitgewerkt. De verwachting is dat we dat kader rond september kunnen publiceren.”
De VTW krijgt regelmatig vragen van leden over waar ze in hun interactie met de Aw recht op hebben. Een van de thema’s is het inzien van het eigen dossier. Spekreijse: “Dat verzoek hebben we al een aantal keren gehad en natuurlijk is dat mogelijk. Betrokkenen kunnen hun dossier persoonlijk komen inzien op ons kantoor in Utrecht. Ook krijgen we vragen over bezwaarmogelijkheden. De zienswijze van de Aw an sich is echter geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht en daarom staat daar geen bezwaar tegen open. Het is uiteindelijk de benoeming die door de corporatie wordt gedaan waar wij als toezichthouder handhavend tegen kunnen optreden. Dat is wél een besluit waartegen bezwaar en beroep openstaat.”
Goed gesprek
Op de vraag of er gesprekken met juridische ondersteuning gevoerd kunnen worden reageren beiden wat terughoudend. “Als een kandidaat daar op staat is dat mogelijk, maar we raden het toch echt af. We streven namelijk naar een stevige mate van diepgang in de gesprekken die wij voeren. Naar voorbeelden en casuïstiek waarmee mensen hun verhaal kunnen onderbouwen,” stelt Spekreijse. “Als een bestuurder of commissaris vanaf de start met een jurist aan tafel gaat zitten, loop je het risico dat woorden op een goudschaaltje worden gelegd en heb je kans dat het niet een goed gesprek wordt waarin mensen kunnen uitleggen hoe zij hun rol als bestuurder of toezichthouder bij een specifieke corporatie zien en welke visie zij hebben op de ontwikkeling van de organisatie. Aan commissarissen vragen we bijvoorbeeld hoe zij denken voldoende tegenwicht te bieden aan de bestuurder. Met een bestuurder gaan we in op zijn of haar toekomstplannen. Dáár moet het gesprek over gaan en niet over de juridische aspecten van wat wij wel of niet mogen vragen. We proberen de gesprekken zo zorgvuldig mogelijk uit te voeren, waarbij we ons ook altijd afvragen of de kandidaat voldoende van zichzelf heeft kunnen laten zien, voldoende uit de verf gekomen is en voldoende op zijn gemak is geweest tijdens het gesprek. Als we twijfels hebben over de geschiktheid van de kandidaat en we menen dat dit een rol heeft gespeeld volgt vrijwel altijd een tweede gesprek met een andere teamsamenstelling. Belangrijk is wel dat kandidaten zich goed voorbereiden op het gesprek. Dit is nog wel eens een reden dat er een tweede gesprek komt en dat zou eigenlijk niet nodig hoeven zijn.”
Risico-gebaseerd
Van Nieuwamerongen legt uit dat de Aw ernaar streeft gesprekken in de toekomst meer risico-gebaseerd te gaan voeren. “Als er aan een benoeming een gedegen werving- en selectieproces ten grondslag ligt en waar een assessment is gedaan op al die aspecten waarop wij ook toetsen, dan kunnen we dat meenemen in onze overweging en misschien wel afzien van een gesprek. Het kan ons helpen een afweging te maken of we mensen nog op gesprek uitnodigen of dat we voldoende informatie hebben om al tot een zienswijze te kunnen komen.” De extern toezichthouder moet de intern toezichthouder in positie brengen, legt hij uit. “Als het interne toezicht goed geregeld is kun je als extern toezichthouder steeds meer stappen terugzetten. Dat is de ideale situatie.”
Spekreijse voegt toe: “Ook het lidmaatschap van de VTW kan bijdragen aan onze risicobeoordeling op het moment dat er vanuit het lidmaatschap voldoende controle plaatsvindt op de rol en functioneren van de interne toezichthouder. Als dat voldoende geborgd is kan bij ons de toetsing minder zwaar zijn.”
Vertrouwen en rust
Van Nieuwamerongen: “In de sector volkshuisvesting is het nadrukkelijk de intentie van de wetgever dat corporaties zich weer gaan concentreren op hun kernverantwoordelijkheid: het verzorgen van betaalbare woonruimte voor een groot deel van de Nederlandse bevolking. Een waardevolle en belangrijke rol. Hoe saai dat misschien ook klinkt, we moeten echt terug naar de essentie. Daar hoort automatisch bij dat mensen die actief zijn in de sector zonder uitzondering van onbesproken gedrag zijn. Dat zij doen waarvoor ze op aarde zijn en niet meer dan dat.” Hij benadrukt goed te begrijpen hoe ingrijpend veranderingen als bijvoorbeeld een nieuwe Woningwet en de introductie van een fit en proper toets zijn, zowel voor bestuurders als toezichthouders, maar is ervan overtuigd dat zij het werk in de sector weer prettiger maken. “Voor beide geldt dat het aanzienlijker fijner is om in een omgeving te werken die niet onder vuur ligt en bij een organisatie te horen waar je trots op bent.” Wat de inspanningen van zijn eigen organisatie betreft is hij kort en stellig: “Het primaire doel van de Aw is het terugbrengen van vertrouwen en rust in de sector. Dat is hard nodig.”
* momenteel vindt er een eerste evaluatie van de fit en propertoets plaats. Het advies hierover wordt binnenkort aan de Aw uitgebracht.