De aangepaste Governancecode Woningcorporaties is per 1 juli 2011 van kracht. In deze vernieuwde code is de zittingstermijn voor commissarissen bepaald op maximaal tweemaal een periode van vier jaar (uitwerkingsbepaling III.3.5). Dit is in overeenstemming met de norm die de aangekondigde herziening van de Woningwet op dit punt zal bevatten.
Voor de bepaling over de zittingstermijn van commissarissen geldt niet langer de mogelijkheid om af te wijken. In de toelichting bij de Governancecode is wel voorzien in een redelijke overgangsregeling met het oog op de continuïteit binnen de RvC.
Maximaal acht jaar
De maximale zittingstermijn kan ook in andere termijnen dan tweemaal een periode van vier jaar worden ingevuld. Dit kan het geval zijn als een commissaris tussentijds wordt vervangen en de vervanger de termijn van de vertrokken commissaris volmaakt. In dat geval kunnen de termijnen bijvoorbeeld twee, vier en twee jaar zijn. In ieder geval mag de maximale zittingstermijn na 1 juli 2011 nooit meer dan 8 jaar bedragen.
Zittingstermijn na fusie/herstructurering
De maximale zittingstermijn van een commissaris van acht jaar kan niet kunstmatig worden verlengd door na een fusie of andere vorm van herstructurering van de woningcorporatie uit te gaan van een nieuwe maximale zittingstermijn van acht jaar. De zittingstermijn van een commissaris voorafgaande aan de fusie of herstructurering moet worden meegerekend bij de bepaling van de resterende maximale zittingstermijn na de fusie of herstructurering.
Overgangsregeling als 3e termijn ingaat voor 1 juli 2011
De introductie van een maximale zittingstermijn van acht jaar heeft voor commissarissen die voor 1 juli 2011 hun derde termijn van vier jaar zijn ingegaan, feitelijk tot gevolg dat zij de maximumzittingsduur al bij het van kracht worden van de vernieuwde Governancecode overschrijden. Voor deze commissarissen kan met het oog op de continuïteit binnen de RvC een overgangsregeling gelden, in de zin dat zij in staat worden gesteld (een deel van) de reeds lopende benoemingstermijn uit te dienen.
Echter, het uitdienen van de lopende benoemingstermijn mag, gezien het belang dat maatschappelijk algemeen wordt toegekend aan het beperken van de zittingstermijn, geen vanzelfsprekendheid zijn. Op commissarissen wordt, onder verwijzing naar deze maatschappelijke ontwikkelingen, een beroep gedaan het gesprek hierover aan te gaan in de RvC en kritisch te bezien of in dergelijke gevallen een versnelde benoeming van nieuwe commissarissen plaats kan vinden.
Verder dient de RvC de noodzaak om zich op de overgangsregeling te beroepen goed te motiveren en zich hierover te verantwoorden in het jaarverslag.
Geen overgangsregeling als 3e termijn ingaat na 1 juli 2011
Commissarissen die na 1 juli 2011 hun derde termijn van vier jaar zouden ingaan kunnen geen beroep doen op de overgangsregeling. Het is raadzaam voor deze commissarissen nu al vervangers aan te trekken en die nu al - mede door de vertrekkende commissaris - goed in te laten werken. Zo kan de continuïteit in deze RvC’s goed worden gewaarborgd.