Wij informeren u als commissaris graag over de actualiteiten rondom de inzet van zzp’ers, meer specifiek de inzet van een interim-bestuurder. De reden dat we u hier over informeren, is dat het inhuren van een interim-bestuurder vanaf 1 januari 2025 kan leiden tot een naheffingsaanslag loonheffingen wanneer de Belastingdienst stelt dat feitelijk sprake is (geweest) van een dienstbetrekking voor de loonheffingen. Nu u als commissaris betrokken bent bij de aanstelling van de bestuurder, is het goed hiervan op de hoogte te zijn.
Het inzetten van zzp’ers is een onderwerp dat de laatste maanden veelvuldig in het nieuws is geweest. De aanleiding hiervoor is het vervallen van het handhavingsmoratorium van de Belastingdienst per 1 januari 2025. Het handhavingsmoratorium hield in dat de Belastingdienst tot 1 januari 2025 voor de loonheffingen niet heeft gehandhaafd als een zzp’er feitelijk werkzaam was in (fictieve) dienstbetrekking. Dit onder de voorwaarden dat geen sprake was van evidente kwaadwillendheid en er niet eerder door de Belastingdienst aanwijzingen waren gegeven aan de organisatie. Doordat het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025 is vervallen, heeft de Belastingdienst weer de mogelijkheid om naheffingsaanslagen voor de loonheffingen op te leggen. Een door de Belastingdienst opgelegde naheffingsaanslag loonheffingen kan derhalve niet verder teruggaan dan 1 januari 2025, tenzij er al eerder aanwijzingen zijn gegeven aan de organisatie. Daarnaast geldt dat in het jaar 2025 door de Belastingdienst geen verzuim- en vergrijpboetes worden opgelegd als de organisatie aantoonbaar bezig is het aantal schijnzelfstandigen terug te dringen.
Voor het beoordelen van de arbeidsrelatie voor de loonheffingen dient aan drie kenmerken cumulatief te zijn voldaan, namelijk:
De discussie over kwalificatie de arbeidsrelatie spitst zich in de meeste gevallen toe de eerste voorwaarde, het aanwezig zijn van een gezagsrelatie.
In de rechtspraak zijn deze criteria nader ingevuld, waaronder in een belangrijke Deliveroo-uitspraak die in maart 2023 door de Hoge Raad is gedaan. Hierin zijn negen gezichtspunten opgenomen die in ogenschouw moeten worden genomen bij de beoordeling van een arbeidsrelatie. Daarbij is en blijft het uitgangspunt dat alle feiten en omstandigheden per situatie in zijn geheel beoordeeld dienen te worden, waarbij geen enkel kenmerk doorslaggevend is, voor de beoordeling van de arbeidsrelatie.
De Belastingdienst heeft in haar Handboek Loonheffingen het standpunt opgenomen dat bestuurders van stichting in principe altijd onder formeel gezag staan van de RvC. De vraag is of dit zo generiek gesteld kan worden door de Belastingdienst, aangezien elke situatie op grond van de wet individueel beoordeeld dient te worden op basis van alle feiten en omstandigheden. Wanneer een interim-bestuurder is aangesteld om bijvoorbeeld een reorganisatie te leiden gedurende 10 maanden, dan kan mogelijk sprake zijn van een resultaatverplichting en kan dat een element zijn dat wijst op werken buiten dienstbetrekking. Wanneer het een interim-bestuurder is die de positie van bestuurder waarneemt totdat de nieuwe bestuurder in dienst is getreden bij de organisatie, dan is het verschil in werkwijze wellicht maar beperkt en kan dat daarmee een element zijn dat wijst op een dienstbetrekking. Let wel, het voorgaande ziet op situaties waarin uw organisatie rechtstreeks een overeenkomst van opdracht sluit met een interim-bestuurder. Heeft uw organisatie niet rechtstreeks een overeenkomst gesloten met de interim-bestuurder, maar bijvoorbeeld met een hiervoor ingeschakeld bureau, dan ligt het directe risico voor de loonheffingen niet bij uw organisatie. Wel kunt u te maken krijgen met een afgeleide risico, zoals de fiscale inlenersaansprakelijkheid.
Daarnaast is het goed om te weten van het civielrechtelijke wetsvoorstel ‘Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden’ (VBAR). Het wetsvoorstel bevat een toetsingskader waarmee aan de hand van elementen bepaald kan worden of sprake is van een arbeidsovereenkomst. Dit toetsingskader is gebaseerd op jurisprudentie die in de loop der jaren is ontwikkeld. Het wetvoorstel wordt naar verwachting in 2025 behandeld in de Tweede Kamer en inwerkingtreding zal niet eerder zijn dan 2026.
Tot slot wordt in de eerste helft van 2025 een uitspraak van de Hoge Raad verwacht waarin nadere duiding wordt gegeven aan de wijze waarop de arbeidsrelatie dient te worden beoordeeld. Wij informeren u na publicatie van deze uitspraak over de eventuele gevolgen, in aanvulling op dit nieuwsitem.
Voor de WNT is de fiscale kwalificatie voor de loonheffingen het uitgangspunt om te bepalen of een topfunctionaris binnen of buiten dienstbetrekking werkt. Dit verschil is relevant omdat bijvoorbeeld voor een topfunctionaris buiten dienstbetrekking voor de eerste twaalf kalendermaanden een hoger WNT-bezoldigingsmaximum geldt, maar het is ook relevant voor het vaststellen van de deeltijdfactor. Indien de Belastingdienst beslist dat voor de interim-bestuurder sprake is van een dienstbetrekking voor de loonheffingen, heeft dit ook gevolgen voor de WNT. In dat geval kwalificeert de bestuurder namelijk vanaf aanvang van zijn werkzaamheden als topfunctionaris in dienstbetrekking met als gevolg dat een ander (lager) WNT-bezoldigingsmaximum van toepassing is voor de eerste 12 maanden van het vervullen van de functie. Dit kan leiden tot een onverschuldigde betaling. Omdat een naheffingsaanslag loonheffingen in beginsel niet verder teruggaat dan 1 januari 2025, zijn vanaf 1 januari 2025 de regels van foutherstel van toepassing op het corrigeren van de WNT-verantwoording ten aanzien van als een interim-bestuurder toch feitelijk de functie in dienstbetrekking heeft vervuld.
Wij willen u wijzen op het feit zorgvuldig te handelen indien uw organisatie een overeenkomst van opdracht sluit met een interim-bestuurder. Hierbij kunt u bijvoorbeeld de hulp van een juridisch of fiscaal adviseur inroepen om u te helpen de aard van de arbeidsrelatie vast te stellen. Het raakt namelijk niet alleen de positie van de betreffende interim-bestuurder voor de hoogte van zijn WNT-bezoldiging, maar heeft ook gevolgen voor uw organisatie. Zo zal in de jaarrekening eventueel foutherstel moeten plaatsvinden, wat gelet op de maatschappelijke functie van de organisatie vragen kan oproepen bij stakeholders.
Daarnaast is het voor u als commissaris bij een woningcorporatie ook persoonlijk relevant hier zorgvuldig mee om te gaan. In de toets Geschiktheid en Betrouwbaarheid die geldt voor iedere (her)benoeming van een bestuurder en commissaris, is één van de vragen in het Betrouwbaarheidsformulier: is aan de huidige of één van de voormalige werkgevers of enige vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie bekleedt of bekleedde als bestuurder of toezichthouder, of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, een vergrijpboete is opgelegd? Hiermee kan een fiscale vergrijpboete, door het onjuist kwalificeren van een arbeidsrelatie van uw bestuurder of overig personeel, eventuele gevolgen hebben bij nieuwe aanstellingen als commissaris of bestuurder.
Zie ook: website Aedes - Zzp’ers inhuren nu en na 2025: hier moet je op letten