Nieuwe feiten over toezichthouders

01-12-2011 09:48

Door: Dennis Veltrop en Reggy Hooghiemstra, beiden universitair docent, en Jaap van Manen, hoogleraar RuG. Dit artikel is op persoonlijke titel geschreven.

Een nieuwe wet moet vanaf 2012 het aantal toezichthoudende nevenfuncties van toezichthouders bij grote rechtspersonen beperken. De gedachte is dat toezichthouders met minder nevenfuncties scherper toezicht kunnen uitoefenen omdat zij dan meer tijd tot hun beschikking hebben. Onzes inziens is het maximum aan toezichthoudende functies een uiting van een begrijpelijke, maar schadelijke, regeldrift en niet gebaseerd op een diepgaande analyse.

De nu ophanden zijnde wettelijke beperking is het gevolg van begrijpelijke en vaak ook terechte onvrede over het functioneren van bestuur en toezicht in onder andere de publieke sector. Die onvrede zou moeten leiden tot een diepgaande bezinning op bestuur en toezicht in die sector. Die heeft naar ons weten niet plaatsgevonden. Er is tot op heden te veel alleen maar aandacht besteed aan de vermeende negatieve effecten van het aantal nevenfuncties van een toezichthouder. Het in beperkte mate voorhanden zijnde onderzoek naar de effecten van het aantal nevenfuncties van toezichthouders op hun daadwerkelijke functioneren geeft echter een genuanceerder beeld.

Wij hebben onderzoek kunnen doen naar het daadwerkelijke functioneren van toezichthouders. Kortgeleden hebben wij vanuit de Rijksuniversiteit Groningen (RuG) in samenwerking met de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) het boardroom dynamics-onderzoeksrapport uitgebracht. Hieruit bleek dat naarmate het aantal toezichthoudende nevenfuncties van een toezichthouder toeneemt, deze toezichthouder minder snel inschikt met voorstellen waar hij of zij het eigenlijk niet mee eens is. Ook bleek dat toezichthouders met meer toezichthoudende nevenfuncties over het algemeen minder beïnvloedbaar zijn.

Echter, wanneer het aantal niet toezichthoudende nevenfuncties toeneemt, blijkt een toezichthouder juist meer beïnvloedbaar te zijn. Kortom, de effecten van toezichthoudende en niet-toezichthoudende nevenfuncties zijn dus tegengesteld.

De ophanden zijnde regelgeving houdt hier echter geen rekening mee en richt zich jammer genoeg uitsluitend op de, vermeende, negatieve effecten.

Bron: www.fd.nl


Veel gezocht