Vrijdagochtend 11 oktober waren ruim 120 mensen naar het landgoed Woudschoten te Zeist gekomen voor een bijeenkomst over de schaal van woningcorporaties. De VTW had het idee dat dit thema speelde bij veel toezichthouders, en dat idee werd bevestigd door de hoge opkomst.
De bijeenkomst had als titel de vraag ‘Welke schaal is optimaal?’. Deze vraag werd aan het begin van de bijeenkomst op een speelse manier voorgelegd aan de deelnemers. Een schaal rond de 10.000 wooneenheden bleek voor de meesten tussen de minimale en maximale schaal te liggen.
Gespreksleider Johan van Hoof (KPMG) startte door een aantal onderzoeken te laten zien, die allen met andere conclusies kwamen over schaalgrootte. Conclusie: afhankelijk van hoe je kijkt, krijg je andere uitkomsten.
Om die reden werd het vraagstuk daarna vanuit verschillende invalshoeken belicht: de wetenschap, het toezicht en het lokale bestuur.
Rik Koolma, zelf ook toezichthouder bij een corporatie, gaf een presentatie over wat vanuit de wetenschap te vertellen is over de schaal. Hij legde uit hoe je op basis van de verantwoordingsgegevens van corporaties kunt zoeken naar een optimale schaal. Wetenschappers geven ook verschillende berichten over de effecten van schaal en fusies op de kosten en prestaties van woningcorporaties. Download de presentatie.
Vervolgens bracht Jan van Walsem als toezichthouder van corporaties waar fusies geweest zijn een aantal standpunten naar voren. Zijn verhaal was een pleidooi om goed van te voren te bedenken wat je met een fusie wilt bereiken en daar aan vast te houden. Het is volgens hem ook van belang op de persoonlijke belangen bij fusies op de achtergrond te houden. Uit de discussie met de zaal kwam naar voren dat de vereiste competenties van toezichthouders bij kleine corporaties zullen verschillen van die bij grotere corporaties, maar dat in beide situaties kwaliteit nodig is.
Het verhaal van Bob Bergkamp, CDA wethouder te Breda, liet zien dat een gemeente goed uit de voeten kan als er een aantal middelgrote corporaties actief zijn in de gemeente. Dat ze ook nog veel bezit hebben in andere gemeenten is geen probleem, als ze maar echt meedoen in de gemeente. Dat wil zeggen gezamenlijk afspraken maken, die nakomen en ook flink investeren. De ervaringen in Breda bleken herkenbaar in de discussie. In de meeste plaatsen loopt het goed tussen de gemeenten en de woningcorporaties. Een enkeling zag het probleem van corporaties die in de ene gemeente wel en de andere niet investeren. De stelling dat corporaties maar in één gemeente werkzaam zouden mogen zijn vond echter weinig weerklank.
Als uitsmijter stond een debat op het programma tussen Roel Steenbeek, bestuurder van Ymere, één van de grootste corporaties en Jacques Monasch, woordvoerder Wonen van de PvdA in de Tweede Kamer, die zich afgelopen jaren niet heeft laten kennen als vriend van grote corporaties. Veel grote corporaties zoals Ymere doen het prima, zo betoogde Roel Steenbeek, mits ze maar goed lokaal verankerd zijn en kleinschalig georganiseerd.
Jacques Monasch stelde daartegenover dat een deel van de corporaties te groot is geworden en te ver af is komen te staan van de huisvestingstaak en de lokale gemeenschap. Meer zeggenschap van de gemeente over de woningcorporaties zou het democratisch gehalte van woningcorporaties waarborgen. Zo is dat in het regeerakkoord vastgelegd. Als het aan Monasch zou liggen zouden de grote corporaties moeten defuseren omdat het systeemcorporaties zijn die het hele systeem om kunnen laten vallen. De debaters vonden elkaar niet en ook uit de zaal kwamen gemengde reacties. Over één stelling was men het deze ochtend roerend eens. Het zou niet moeten gaan om de schaal, maar om de prestaties die corporaties leveren, nu en in de toekomst. Met die gedeelde conclusie werd de bijeenkomst afgesloten.
Johan van Hoof & Rik Koolma