Governancescores visitaties 2016: zorgen om kleine corporaties

23-03-2017 14:54

Woningcorporaties laten zich eens in de vier jaar visiteren. Governance is daarin een belangrijk onderwerp dat uitgebreid aan de orde komt. In 2016 zijn 83 visitaties van corporaties afgerond. Het beeld dat uit een analyse van de visitaties naar voren komt is dat de prestaties van woningcorporaties op het gebied van governance sinds 2011 zijn verbeterd, maar sinds 2015 stabiliseren. Op het punt van openbare verantwoording zijn corporaties iets beter gaan presteren, maar rond het functioneren van het intern toezicht valt een lichte achteruitgang waar te nemen. Vooral kleine (en zeer kleine) corporaties zijn oververtegenwoordigd in de groep waar de governance onvoldoende op orde is. Zij hebben moeite om te voldoen aan de professionele eisen die tegenwoordig aan corporaties worden gesteld. Dat blijkt uit de gegevens van de Stichting Visitatie Woningcorporaties Nederland (SVWN).

438 visitatierapporten geanalyseerd
Sinds 2011 zijn er 438 visitaties uitgevoerd waarvan de (kwantitatieve) beoordelingen zijn geanalyseerd. Tijdens een visitatie onderzoekt een visitatiecommissie de prestaties van een corporatie over de afgelopen vier jaar. De 83 visitaties die in 2016 zijn uitgevoerd betroffen soms de periode 2010-2014, maar meestal de periode 2011-2015.

Governance is een van de vier aandachtsgebieden in een visitatie. [1] Het gaat daarbij om de kwaliteit van de besturing (plan, check, act), het interne toezicht (functioneren RvC, toetsingskader, toepassing Governancecode) en de wijze waarop een corporatie met belanghebbenden omgaat (externe legitimatie) en zich over haar prestaties en functioneren verantwoordt. Het interne toezicht wordt beoordeeld in het licht van de VTW-criteria voor goed toezicht en de Governancecode Woningcorporaties. De visitatiecommissie bestudeert documenten en spreekt met vertegenwoordigers van de corporatie (bestuur, RvC) en belanghebbenden. Op basis daarvan beoordeelt de commissie hoe de governance is verankerd in de organisatie en hoe de corporatie daar in de praktijk naar handelt en van haar ervaringen leert.

Algemene ontwikkeling
Tussen 2011 en 2016 zijn de prestaties van corporaties op het gebied van governance gemiddeld beter geworden. Daarbij moet worden bedacht dat de visitaties die in 2011 zijn uitgevoerd terugblikken tot 2006/7. Er is een opgaande lijn zichtbaar tot en met de visitaties van 2014. Sinds 2015 zet die lijn niet door; de totaalscore voor governance was zowel in 2015 als opnieuw in 2016 gemiddeld 0,1 punt lager dan in het ‘topjaar’ 2014 (6,8 in 2016 en 2015, 6,9 in 2014).  Maar dat wordt vooral verklaard door de overgang, halverwege 2014, van methodiek 4.0 naar 5.0. In methodiek 5.0 is het ijkpunt voor een voldoende voor governance strenger geworden. De overweging daarbij was dat de eisen die politiek en maatschappij, maar ook de sector zelf aan de governance van corporaties stellen, hoger zijn geworden én dat corporaties inmiddels zoveel ervaring hebben opgedaan dat zij daar ook prima aan (moeten) kunnen voldoen.

Figuur 1: Gemiddelde score governance in visitaties, 2011-2016 (aantal corporaties met score) (bron: SVWN)

 

 Figuur 2: Spreiding scores governance, 2016 (aantal corporaties met score) (bron: SVWN)

 

Scores op onderdelen
Achter de overall-score voor governance gaan belangrijke verschillen op de diverse onderdelen schuil. Evenals vorig jaar blijkt uit de analyse dat veel corporaties de openbare verantwoording uitstekend (8,0 of hoger) op orde hebben; dat geldt zelfs nog sterker voor externe legitimatie (14 resp. 22). Slechts een klein aantal (4 resp. 6) corporaties scoorde op deze onderdelen een onvoldoende. De visitaties laten hier een lichte verbetering zien ten opzichte van de scores uit 2015. De besturingscyclus (plan, check, act) is bij 10 corporaties voorbeeldig (8,0 of hoger), maar bij 13 corporaties nog onvoldoende, in verhouding nagenoeg gelijk aan de situatie in 2015.

Bij het functioneren van het intern toezicht zien we veel minder hoge scores (slechts 2 van de 83 scoort 8,0 of hoger). Toch zijn er wel corporaties die het op de afzonderlijke bestanddelen van het interne toezicht erg goed doen (score ≥ 8,0): naleving van de Governancecode (9), een adequaat toetsingskader (9) en het functioneren van de RvC (6). Het aantal hoge beoordelingen voor functioneren RvC en toetsingskader is echter aanmerkelijk lager dan in 2015.

Bij maar liefst 19 van de 83 corporaties (23%) die in 2016 zijn gevisiteerd was het interne toezicht nog onder de maat. Daarbinnen blijkt vooral de naleving van de Governancecode voor verbetering vatbaar; maar liefst 17 corporaties scoorden hierop voor de gevisiteerde periode een onvoldoende. Ook dat is een verslechtering vergeleken met de scores uit 2015. Bij 14 corporaties werd het functioneren van de RvC als onvoldoende beoordeeld en bij 10 corporaties bleek het toetsingskader op de toepassing daarvan niet op orde.

Kleine corporaties: dichtbij hun huurders, maar governance vaak onvoldoende
Net als vorig jaar valt op dat de kleine corporaties oververtegenwoordigd zijn in de groep waar de governance niet aan het ijkpunt voor een 6 voldoet. Maar in 2016 zijn vooral de zeer kleine corporaties, met een bezit van minder dan 1000 verhuureenheden (vhe), sterk vertegenwoordigd.[1] Dat verklaart een deel van de lagere governancescore voor het totaal ten opzichte van 2015. 10 van de 14 corporaties met een onvoldoende voor Governance zijn kleiner dan 2500 vhe; 8 van die 10 behoren tot de allerkleinste corporaties (

Is de governance bij de grote corporaties (bezit van meer dan 10.000 vhe) dan wel helemaal op orde? Nee, ook daar treffen we op onderdelen onvoldoendes aan, maar toch zijn die schaars. Ze komen nog het meest voor op het onderdeel ‘naleven Governancecode’ (bij 4 van de 21).

Het voorgaande beeld wordt bevestigd als we kijken naar de governancescores uit alle 236 visitaties die sinds 2014 met methodiek 5.0 zijn uitgevoerd (zie figuur 3).

Figuur 3: Gemiddelde scores governance in visitaties 5.0 (2014-2016) naar grootte-klasse) (bron: SVWN)

 

 

De kleine corporaties, vooral de allerkleinste, scoren gemiddeld beduidend lager dan de grotere corporaties. Dat geldt in het bijzonder voor het intern toezicht. Maar ook op het gebied van externe verantwoording blijven zij achter bij de grote corporaties. En dat is opvallend, omdat kleine corporaties - om ook een tegenbeeld te geven - gemiddeld wel beter presteren in de ogen van hun (lokale) belanghebbenden; op het onderdeel Presteren volgens Belanghebbenden krijgen zij van hun belanghebbenden gemiddeld een 7,3, waar de allergrootste corporaties blijven steken op een 6,8. Het lijkt er daarom op dat kleine corporaties dichter bij hun huurders en lokale partners staan, maar dat vele van hen niet kunnen voldoen aan de professionaliteit die tegenwoordig van corporaties wordt verwacht.

“De stabilisatie van de gemiddelde governancescores baart mij wel zorgen,” aldus Albert Kerssies, directeur van de Vereniging van Toezichthouders in Woningcorporaties (VTW). “Het is lastig om de methodiek 4.0 en 5.0 met elkaar te vergelijken, wat mogelijk de scores enigszins vertekent. Tegelijk zien we wel dat met name kleine corporaties (die niet allemaal lid zijn van de VTW) ondermaats scoren. Als beroepsvereniging blijven we ons inzetten voor de verbetering van de governance. Dit doen we onder meer met de beweging “Toezicht met passie.” De basis van het intern toezicht moet wel op orde zijn. Wij kunnen en willen daar bij helpen, want het is niet goed voor het aanzien van de hele sector als er corporaties zijn die slecht blijven presteren.”

Tussen eerste en twee visitatie
Van de 83 corporaties die in 2016 zijn gevisiteerd (volgens methodiek 5.0) zijn er 68 al eerder gevisiteerd met methodiek 4.0 (doorgaans in 2011 of 2012). De scores van methodiek 4.0 en 5.0 zijn op onderdelen goed vergelijkbaar, al is de normering voor governance onder 5.0, zoals gezegd, strenger geworden. Voor deze 68 corporaties geldt dat de totaalscore over governance, ondanks het strengere ijkpunt, gemiddeld op hetzelfde niveau (6,7) als in de vorige visitatie van vier jaar daarvoor.[1] Dat duidt op een verbetering in de periode tussen de eerste en de tweede visitatie. Wel gaan er schommelingen achter schuil. We zien vooral een verbetering op het onderdeel externe legitimatie (+0,7) en op besturing (plan, check, act: +0,4), maar opvallend genoeg een achteruitgang op het onderdeel intern toezicht (-0,7).

Jos Koffijberg, directeur van SVWN: “Het beeld dat uit de visitaties van het afgelopen jaar naar voren komt, is dat de governance van corporaties, bezien over een langere periode, is verbeterd. Daar heeft alle aandacht voor governance (Governancecode, trainingen, visitatie) van de afgelopen jaren zonder twijfel aan bijgedragen. Maar het is wel zorgelijk dat vooral het interne toezicht bij veel corporaties nog niet op orde is; vergeleken met 2015 en 2014 lijkt het zelfs verslechterd, al wordt dat vooral verklaard door het grote aantal zeer kleine corporaties dat zich in 2016 heeft laten visiteren. Vooralsnog is er reden genoeg om de aandacht voor ‘good governance’ vast te blijven houden.”

Overzicht governance-scores visitatie 2016

Bekijk de gemiddelde governance-scores per jaar

Voetnoten
[1] Een visitatie kent vier hoofdcategorieën of perspectieven: Presteren naar Opgaven en Ambities, Presteren volgens Belanghebbenden, Presteren naar Vermogen en Governance.

[2] Het aandeel corporaties < 1000 vhe in de visitaties was in 2016 25%, in 2015 13%; het aandeel corporaties met bezit tussen 1000 en 2500 vhe was in 2016 13%, in 2015 22%.

[3] De governancescore voor deze groep lag overigens in 2011 en 2012 al 0,2 punt boven het toenmalige gemiddelde van 6,5; kennelijk waren deze corporaties destijds verder met governance dan hun collega-corporaties. 

 
 

 

 

 

 

 


Veel gezocht