De Nederlandse Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) hebben hun beleid met betrekking tot de toetsing van deskundigheid van besturen en commissarissen van financiële instellingen geëvalueerd. Het gaat om instellingen die ofwel onder toezicht staan van DNB, ofwel onder toezicht staan van de AFM, ofwel onder gezamenlijk toezicht staan.
Aanleiding van de evaluatie was kredietcrisis en de daaruit voortgekomen aandacht voor deskundigheid van bestuurders en commissarissen. De hierdoor verkregen inzichten, maar ook recente (inter)nationale ontwikkelingen op het gebied van deskundigheid, zijn verwerkt in de 'Beleidsregel deskundigheid' (download) die onlangs ter consultatie aan belanghebbenden is aangeboden. De beleidsregel maakt duidelijk welke eisen DNB en de AFM stellen aan deskundigheid en welke aspecten zij bij de toetsing in aanmerking nemen.
Tot nu toe lag het accent in de toets op aantoonbare kennis van zaken over producten, diensten en markten. In de beleidsregel is het begrip deskundigheid verbreed en wordt het gedefinieerd als kennis, vaardigheden en professioneel gedrag. De deskundigheid moet onder meer blijken uit de opleiding, werkervaring en competenties en de toepassing daarvan in de praktijk. Hierbij gaat het niet alleen om kennis hebben van producten en markten maar ook om competenties zoals oog hebben voor maatschappelijke ontwikkelingen, authentiek zijn, in- en externe belangen kunnen afwegen en begrip hebben van hoe een organisatie als een bank werkt.
De verbreding moet er toe bijdragen dat besturen en commissarissen het bedrijf beheerst en integer aansturen, klanten en toezichthouder tijdig worden geïnformeerd en er bovendien een evenwichtige besluitvorming plaatsvindt. Er wordt onderscheid gemaakt naar omvang en soort instelling.
De beleidsregel gaat volgend jaar in. Zittende bestuurders en commissarissen worden niet opnieuw getoetst, tenzij er aanleiding voor is.
Bron: AFM, DNB en Financieele Dagblad