Door: H.Kranenburg, Lid van de raad van commissarissen Van Laris Wonen, Didam. Dit verscheen op 21 januari 2013 in het Financieele Dagblad.
Effecten bizar: politiek moet plannen voor nieuwe salarisstructuur heroverwegen
De minister voor wonen heeft een beloningsregeling voor directeuren van woningcorporaties vastgesteld, gebaseerd op de nieuwe wet Normering Topinkomens voor de (semi)publieke sector. De nieuwe regeling heeft een aantal — mag ik aannemen — onbedoelde effecten. Op basis van de nieuwe regeling mag de directeur van Laris wonen, de corporatie waar ik sinds 2011 commissaris ben, inclusief pensioenpremie maximaal € 70.000 verdienen. Exclusief vakantiegeld, eindejaaruitkering en pensioenpremie is dat € 3940 per maand en vergelijkbaar met het inkomen van een junior wetenschappelijk medewerker op Algemene Zaken en een senior inkoper bij de gemeente Ridderkerk. Dat is blijkbaar voldoende voor iemand die eindverantwoordelijk is voor een bedrijf met een balanstotaal van € 150 mln en een jaaromzet van € 18 mln.
Hoe zijn de nieuwe normsalarissen van directeuren tot stand gekomen? De corporaties zijn op basis van de omvang van hun bezit (aantal verhuurbare eenheden) ingedeeld in acht klassen. Bij elke grootteklasse hoort een normsalaris en voor andere factoren die de complexiteit en de zwaarte van de functie bepalen, is geen plaats meer. Voor de grootste corporaties geldt 130% van het ministersalaris als maximuminkomen. Voor de grootteklassen daaronder is steeds een afslag gedaan en aldus is het norminkomen bepaald.
Na de in het regeerakkoord aangekondigde verdere verlaging van het maximuminkomen in de (semi)publieke sector van 130% naar 100% van het ministersalaris zal het maandsalaris van de directeur van Laris wonen niet hoger mogen zijn dan circa € 3350, net iets meer dan dat van een medewerker van de helpdesk Gebruikersondersteuning op Binnenlandse Zaken. Dat klinkt karikaturaal en dat is het ook. Maar waarom? Omdat de politiek te bang is om de aanbevelingen van het alweer vergeten rapport van de commissie-Dijkstal uit 2005 uit te voeren en omdat het gevoel blijkbaar is dat de woningcorporaties moeten worden gedisciplineerd. Dit vanwege misstanden bij een aantal woningcorporaties.
De commissie-Dijkstal heeft aangetoond dat de ministersalarissen in de periode 1970–2004 sterk zijn achtergebleven bij de ontwikkeling van de salarissen van ambtenaren en de lonen in het bedrijfsleven, met respectievelijk 57% en 85%. De op zich juiste gedachte is dat de ministersalarissen aan de top moeten staan van het loongebouw in de publieke sector. Je hoeft in overheidsdienst niet rijk te worden, maar een adequate beloning is op zijn plaats. Zo geldt dat ook voor ministers. Het kabinet wenste in 2005 echter geen direct gevolg te geven aan de aanbeveling om de ministersalarissen te verhogen met 30%, bang als men was voor verwijten dat men uit was op het eigen belang. Er is toen voor gekozen de voorgestelde verhoging door te voeren bij aantreding van het volgende kabinet. Dat is vervolgens steeds uitgesteld en in het nieuwe regeerakkoord is afgesproken de ministersalarissen helemaal niet meer te verhogen. Het gevolg is dat nu de inkomens in de (semi)publieke sector naar beneden moeten en straks verder verlaagd moeten worden om de hoogste inkomens niet boven het ministersalaris te laten uitstijgen. Bij de woningcorporaties zullen dan ook de salarissen van de medewerkers naar beneden moeten.De directeur-bestuurder staat — als het goed is — namelijk aan de top van het loongebouw. Minister Blok voert aan dat de sector zich niet heeft gehouden aan de eigen beloningscode. Wat was dan eenvoudiger geweest dan het wettelijk verbindend verklaren van deze beloningscode? De Vereniging van Toezichthouders woningcorporaties heeft overigens aangetoond dat het verwijt van de minister onterecht is.
Hoewel ik bang ben dat het in de prestigesfeer wordt getrokken, vind ik dat de minister en de politiek de afgekondigde beloningsregeling en het plan de salarissen verder te verlagen, moeten heroverwegen.De gekozen systematiek leidt tot bizarre effecten. Het is onrechtvaardig en onredelijk om directeuren en medewerkers van (kleinere en middelgrote) woningcorporaties financieel achter te stellen bij ambtenaren in functies, functies van gelijke zwaarte. Ook passen de directeuren van de grootste woningcorporaties niet binnen een inkomensgebouw waar het huidige ministersalaris aan de top staat. Wij hebben het dan wel over miljardenbedrijven en er is geen reden die anders te beoordelen dan staatsbedrijven als Schiphol en het Havenbedrijf Rotterdam. De directiesalarissen stijgen daar ver uit boven de voor directeuren van de grootste woningcorporaties — op basis van de eigen sectorcode — geldende beloningen. Ik roep hier niet op om de beloningen uit de sectorcode naar boven bij te stellen, maar wel om de voorgenomen verdere verlaging van het maximuminkomen in de (semi)publieke sector naar 100% van het ministersalaris te schrappen. Daarnaast moet het mogelijk zijn om bij het vaststellen van het directiesalaris factoren die de zwaarte van de functie bepalen — anders dan alleen het aantal woningen — te laten meewegen. Ik verwijs daarvoor naar de Sectorbrede Beloningscode 2010 waaraan de minister in zijn brief van 29 november zelf refereert. Deze is echt zo gek nog niet. Komen de voorgestelde aanpassingen er niet, dan heeft Laris wonen in 2014 een probleem bij het voorzien in de directievacature als de huidige directeur met pensioen gaat. Gelet op het afgekondigde normsalaris kunnen wij de nieuwe directeur namelijk niet meer bieden dan het salaris van een medewerker van de helpdesk van Binnenlandse Zaken. Hoewel ik mijn best zal doen, acht ik mij niet verantwoordelijk voor de problemen die dan zullen ontstaan.