Op 3 juni 2014 heeft de Algemene Rekenkamer het rapport 'Toezicht op presteren van woningcorporaties' gepubliceerd. De Rekenkamer heeft onderzoek gedaan naar hoe het volkshuisvestelijk toezicht op de corporatiesector vorm is gegeven sinds 1996.
Het rapport is bedoeld ter ondersteuning van de parlementaire enquêtecommissie en belicht het ‘volkshuisvestelijk toezicht’ van de minister voor Wonen en Rijksdienst (WenR). Dit is het toezicht op de mate waarin woningcorporaties erin slagen hun publieke kerntaak – het bouwen, beheren en verhuren van voldoende betaalbare woningen – effectief, doelmatig, rechtmatig en integer uit te voeren.
Volkhuisvestelijk toezicht 'afwachtend en onvolledig'
De belangrijkste conclusie is dat de systeemverantwoordelijke ministers het volkshuisvestelijke toezicht onvoldoende hebben ingevuld. De Algemene Rekenkamer is van oordeel dat de invulling van het volkshuisvestelijk toezicht door de minister voor Wonen en Rijksdienst (en zijn ambtvoorgangers) te 'afwachtend en onvolledig' is geweest.
De Algemene Rekenkamer noemt daarvoor een aantal oorzaken. Het groot aantal wisselingen in bewindspersonen, waardoor er weinig consistentie was in beleid; de vele wijzigingen in de Woningwet; geen jaarlijks oordeel over de prestaties, terwijl dit wettelijk verplicht is; weinig capaciteit om het toezicht goed uit te voeren. Een gevolg hiervan was dat er te veel vertrouwd werd op zelfregulering en het intern toezicht.
Het volledige rapport en de toelichting kunt u hier downloaden
Meer informatie vindt u op de website van de Algemene Rekenkamer