Op 14 november heeft de Eerste Kamer ingestemd met een initiatiefwet, voorgesteld door PvdA en ChristenUnie, om tijdelijke huurcontracten voor woningen in principe te verbieden. De wet, die eerder al de goedkeuring kreeg van de Tweede Kamer, stelt vast dat verhuurders voortaan vaste huurcontracten moeten aanbieden, waarmee huurders beter worden beschermd.
Het lot van de wet hing aan een zijden draadje tijdens de stemming in de Senaat. De BBB, met zestien zetels de grootste fractie in de Eerste Kamer, had onlangs plotseling de steun voor het voorstel ingetrokken. Ook het CDA aarzelde, maar stemde uiteindelijk voor, nadat de hele Eerste Kamer een motie van het CDA had gesteund om de mogelijkheden voor hospitaverhuur te verruimen.
Met steun van het CDA werd het wetsvoorstel aangenomen met 44 van de 75 stemmen. BBB, VVD, JA21 en FvD stemden tegen, uit vrees dat de wet particuliere verhuur ontmoedigt.
De wet, die per 1 april of 1 mei 2024 van kracht wordt, maakt het vaste huurcontract weer de norm bij het aangaan van nieuwe huurovereenkomsten. Bestaande tijdelijke contracten mogen blijven bestaan.
De discussie over tijdelijke huurcontracten begon in 2016, toen de mogelijkheden werden verruimd met als doel meer huurwoningen beschikbaar te stellen. Dit resulteerde echter niet in het verwachte aanbod, en uit meerdere onderzoeken van demissionair woonminister Hugo de Jonge (CDA) bleek dat huurders stress en onzekerheid ondervonden door de tijdelijke aard van hun contracten.
Ondanks het goedkeuren van de wet, blijven er een aantal uitzonderingen bestaan. Verhuurders mogen bijvoorbeeld het contract opzeggen als ze naaste familie in de woning willen laten wonen of na een verblijf in het buitenland zelf weer willen gaan wonen. Ook tijdelijke verhuur aan studenten blijft mogelijk.
De indieners van het initiatiefwetsvoorstel – Henk Nijboer (PvdA) en Pieter Grinwis (ChristenUnie) – zeiden opgelucht te zijn dat de wet is aangenomen.