Over de rubriek Toezicht in de praktijk:
In deze rubriek wordt elke maand een casus gepresenteerd en in de behandeling een aantal oplossingsrichtingen aangegeven. Het is natuurlijk maar een beperkt beeld van de werkelijkheid en altijd ontbreken min of meer belangrijke aspecten. Maar dat is altijd zo en het is nu juist aan de commissarissen om daar op door te vragen. De behandelaars van deze casus hebben niet de pretentie de enige oplossing te hebben gegeven.
Casus 1: bestuurder in de tang
U weet nogal wat van bestuurlijke verhouding en u wordt gebeld door een kennis die recent - met nog weinig bestuurlijke ervaring - is benoemd tot directeur-bestuurder van een middelgrote woningcorporatie. Hij vraagt u om advies en uit de volgende noodkreet:
“Ik zie het niet meer zitten. Ik moet van mijn commissarissen in 2017 en 2018 vijf procent besparen op de personeelslasten. Het management team zegt dat de begroting niet heilig is, dat het onmogelijk kan en dat de OR ongetwijfeld gaat dwarsliggen. Ik heb dit probleem tijdens een bilateraal overleg met de voorzitter van de RvC besproken en zijn reactie was kort en krachtig; afspraak is afspraak en als je er voor wegloopt hebben wij een heel vervelend gesprek.”
Hoe stelt u zich in dat gesprek op als “adviseur” van betreffende directeur?
Deze casus heeft de volgende aandachtspunten: Een relevante eerste vraag is: “Wat vindt de bestuurder er eigenlijk zelf van?”. Het lijkt nu als of hij alleen de boodschapper van het probleem is. Is de bezuidiging reëel of niet; loopt de bestuurder voor problemen weg, waar hij bij zijn aanstelling wellicht “te stoer” over heeft gedaan? Welke bestuurder – de voorganger? - heeft de begroting opgesteld en vastgesteld en hoe realistisch is dat gebeurd?
Welke discussies zijn gevoerd tijdens de goedkeuring van de begroting? Is een gematigder aanpak financieel verantwoord?
De voorzitter moet er niet direct een machtskwestie van maken, laat staan intimideren.
Uitwerking casus
U zou uw kennis – de onervaren directeur-bestuurder – kunnen adviseren om zijn voorzitter te bewegen om op een rustige manier het probleem inhoudelijk te bespreken, bilateraal of wellicht nog liever met de auditcommissie of de voltallige raad. En natuurlijk is er een probleem: de RvC heeft de begroting destijds ongetwijfeld niet zo maar goedgekeurd en de directeur loopt tegen weerstanden op om de plannen te realiseren. En afspraak is afspraak is wellicht iets te gemakkelijk gezegd.
Het voeren van positiediscussies – wie gaat waarover en wat is de stoel van de bestuurder – zijn in het algemeen weinig constructief en kun je maar beter tot het laatst bewaren. Als de voorzitter van de RvC direct “vanuit de macht” praat vraagt dat voor een bestuurder veel tact om dat te doorbreken. Daarom is het juist voor commissarissen en zeker voor de voorzitter van groot belang positiegedrag zoveel mogelijk te vermijden. Beter voor de relatie en voor de oplossing.
Casus voor toezicht in de prakijk?
Heeft u ook een casus die u (anoniem) wil voorleggen dan kunt u deze mailen aan bureau@vtw.nl