interview Ronald Paping, directeur Woonbond: "We zijn er nog lang niet."
Oud-vakbondsman Ronald Paping is sinds 2007 directeur van de Woonbond. Hij geeft zijn visie op de prestatieafspraken tussen corporaties, gemeenten en huurdersorganisatie en spreekt zich uit over de nieuwe Woningwet.
Huurder op achterstand “De parlementaire enquête heeft tot een enorme discussie over de ordening van de sector geleid”, zegt Paping. “Een belangrijke uitkomst was de hoofdrol die werd toegekend aan de prestatieafspraken tussen gemeentes en corporaties. Wij hebben er heel hard voor gelobbyd dat ook huurdersorganisaties daar bij volwaardige partij zijn.” Hij stelt vast dat partijen in een aantal opzichten nog moeten groeien in hun rol. “Mensen die deelnemen vanuit de huurdersorganisaties zijn zonder uitzondering vrijwilligers. Er wordt in de cyclus nogal wat van je gevraagd. Zo zijn er nu bijvoorbeeld tien officiële overlegmomenten, maar dat zullen er in de toekomst meer worden. Ik zie een ongelooflijk enthousiasme bij de meesten, maar je wordt wel onvermijdelijk opgeslokt door het beleidsproces. Een belangrijk aandachtspunt is het contact met de achterban. Er moet voldoende tijd zijn om die goed te horen en terug te koppelen welke afspraken er zijn gemaakt. Die moet je kunnen verantwoorden bovendien. Andersom moeten huurdersvertegenwoordigers vanuit hun achterban voldoende ammunitie krijgen om als volwaardige gesprekspartner aan de onderhandelingstafel te zitten. Dat bepaalt toch sterk de machtspositie.”
Een andere uitdaging aan huurderszijde is volgens Paping het feit dat je voortdurend moet ‘opboksen’ tegen professionals bij corporaties en gemeenten. “Daar zitten nu eenmaal mensen met ervaring, die beroepsmatig met bepaalde uitdagingen bezig zijn. Dat is echt wat anders dan een vrijwilliger.” Toch is hij onder de indruk van de kwaliteit en inzet van de huurdersorganisaties bij het maken van prestatieafspraken. “Ik zie in de praktijk regelmatig dat huurders beter weten hoe één en ander in elkaar zit dan professionele partijen aan de andere kant van de tafel.”
Uitdagingen nieuwe Woningwet Paping onderschrijft de veelgehoorde klacht over de enorme regeldrift die aan de nieuwe Woningwet ten grondslag ligt, maar stelt ook vast dat die niet helemaal uit de lucht is komen vallen. “Corporaties krijgen het toezicht dat zij verdienen en er is wel degelijk aanleiding geweest om te kiezen voor strengere wetgeving. Maar wat opvalt is een enorme omissie, namelijk het feit dat de sociale voorraad nu onbeschermd is. Corporaties krijgen nog maar moeizaam grip op de daeb / niet-daeb uitdaging en dat dreigt nu ten koste te gaan van huurders door uitholling van de sociale huurvoorraad. Dat is echt een dossier dat aandacht verdiend.”
Meer in het algemeen vraagt hij zich af of de wet noodzakelijke countervailing powers voldoende waarborgt. “De positie van huurders heeft wat mij betreft onvoldoende aandacht gekregen. Die kan weliswaar ook op andere manieren worden versterkt, maar daar moeten alle partijen dan wel hard aan meewerken. Neem de Transparantietool van Aedes. Die werkt alleen als ook huurdersorganisaties daar vrijelijk over kunnen beschikken.” Al met al is Paping tevreden over wat de Woonbond tot op heden voor huurders heeft bereikt. “Maar het werk is nog niet af. We zijn er nog lang niet.”
Terug
|