Op 17 oktober jl. publiceerde het Financieele Dagblad een opinieartikel van VTW directeur Albert Kerssies over de positie van het intern toezicht. Hieronder een uitgebreidere versie van dat artikel, waarin Kerssies met name ingaat op de uitholling van het intern toezicht en de 'fit en proper toets'.
Aangescherpte governanceregels in Woningwet frustreren intern toezicht woningcorporaties
Het eindrapport van de Parlementaire Enquêtecommissie Woningcorporaties bevat veel kritiek op het functioneren van het interne toezicht bij woningcorporaties. Bij corporaties met incidenten heeft dit toezicht inderdaad in de meeste gevallen gefaald. Het aanscherpen van regelgeving op het gebied van governance in onder andere de Woningwet is dan ook begrijpelijk, maar er moet wel door de overheid en raden van commissarissen voor worden gewaakt dat dit onbedoeld niet leidt tot uitholling van datzelfde interne toezicht.
Onlangs trokken commissarissen bij staatsdeelnemingen al aan de bel over een te grote mate van ingrijpen vanuit de overheid. Eenzelfde ontwikkeling is nu te zien binnen de corporatiesector en dat verbaast niet. De genoemde aanscherping liegt er namelijk niet om en heeft grote invloed op het functioneren van toezichthouders.
Zo is een fors aantal bepalingen uit de Governancecode Woningcorporaties nu in de wet opgenomen, terwijl de minister deze code ook algemeen verbindend had kunnen verklaren. Ook moet voorafgaand aan de (her)benoeming van bestuurders en commissarissen toestemming worden gevraagd aan de minister. Daar gaat overigens een stevige toets van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) aan vooraf.
Er is op meer onderdelen een ‘verstatelijking’ van het interne toezicht bij woningcorporaties zichtbaar. Zo is er in de nieuwe wet een extreme meldingsplicht ingevoerd, die er in de praktijk voor dreigt te zorgen dat commissarissen de neiging krijgen ieder gevoel van onbehagen of mogelijk dilemma direct bij de minister te melden om te voorkomen dat er iets mis gaat. Hierdoor is de kans op persoonlijke aansprakelijkheid van toezichthouders enorm toegenomen. De combinatie van de meldingsplicht en de angst om aansprakelijk gesteld te worden bij verwijtbaar handelen of nalaten maakte de kans groot dat commissarissen zich overmatig risicomijdend gaan opstellen. Er is momenteel, mede door de Woningwet, een beweging te zien waarbij toezichthouders juist nauwer betrokken worden bij de strategie van een woningcorporatie en meer samen met de bestuurder optrekken. Ook huurders en gemeenten hebben een grotere rol gekregen bij de strategie.
Hoewel het van belang is een gezonde scheiding van rollen te handhaven, moeten raden van commissarissen - zeker bij een grotere betrokkenheid bij de strategie van de organisatie - geen kleurloze en risicomijdende raden van advies worden, die voortdurend lastige besluiten uit de weg gaan. Dat frustreert het handelen van het bestuur en kan daarmee funest zijn voor het innovatieve vermogen van een organisatie. De alsmaar krapper wordende woningmarkt - en de huisvesting van statushouders en vluchtelingen - vraagt nu juist om woningcorporaties die zoeken naar nieuwe mogelijkheden en grensverleggende oplossingen. Hiervoor is stevig intern toezicht – waarbij binnen de grenzen van de regels de ruimte wordt gezocht - bittere noodzaak.