Interview met Jos Koffijberg (SVWN): 'Codificatie van bestaande praktijk'
Dr. Jos Koffijberg MPA geeft sinds begin 2015 leiding aan de Stichting Visitatie Woningcorporaties Nederland. Dr. Jos Koffijberg MPA geeft sinds begin 2015 leiding aan de Stichting Visitatie Woningcorporaties Nederland. De VTW ging met hem in gesprek over visitaties, de Woningwet en 'professional judgement'.
“Hoewel 90% van de corporaties zich al liet visiteren, is visitatie nu voor alle corporaties verplicht gesteld. Aan het - door de sector zelf ontwikkelde - stelsel verandert met de nieuwe Woningwet echter nagenoeg niets. Het werd door het parlement terecht als waardevol en effectief bestempeld. Het grote verschil is natuurlijk de wettelijke verankering, feitelijk een codificatie van de bestaande praktijk. Dit betekent concreet dat de minister onze stichting heeft aangewezen als onafhankelijke instantie in de zin van de wet. Een iets formelere status dus, waarbij we bestuursorgaan zijn geworden voor de taak van het ‘aanwijzen van deskundige instanties’, dat wil zeggen het accrediteren van bureaus die de visitaties mogen uitvoeren. Accreditatiebeslissingen vallen daardoor voortaan onder de Algemene wet bestuursrecht.”
Stof moet neerdalen “Veel bepalingen uit de Woningwet moeten nog een uitwerking krijgen in lagere regelgeving, maar vooral in de praktijk”, zegt Koffijberg. “Het stof van de parlementaire enquête en van de herziening moet nog neerdalen. Zowel voor corporaties, gemeenten en huurders als voor de nieuwe toezichthouder (de Autoriteit woningcorporaties) geldt dat het hele stelsel nog ingeregeld moet worden, en dat kost tijd.” In de nieuwe situatie moet vooral worden voorkomen dat corporaties worden opgezadeld met dubbel of extra werk. De activiteiten van Aedes, de VTW, de Autoriteit en Koffijbergs eigen organisatie moeten elkaar vooral blijven aanvullen en niet overlappen. “De meerwaarde van visitatie is dat een professioneel oordeel wordt gegeven over het feitelijk functioneren op lokaal niveau. Met betrekking tot governance kijken we naar een aantal zaken. Het eerste is besturing, waarbij de vraag centraal staat wat de kwaliteit van het proces van prestatiesturing en strategievorming bij de corporatie is. Met andere woorden: is er een visie en vertaalt die zich in plannen en monitoring en hoe actief gebeurt dat? Ten tweede kijken we naar het interne toezicht en dat raakt aan wat de Autoriteit doet. Wij focussen met name op de vraag hoe een raad van commissarissen daadwerkelijk functioneert. Hoe actief wordt een toetsingskader eigenlijk gebruikt en hoe actief wordt de Governancecode nageleefd? Is dat een kwestie van afvinken of gebeurt dat bewuster? Hoe vult de raad van commissarissen zijn rollen van toezichthouder, werkgever en klankbord in de praktijk in? Dat is waar een visitatiecommissie achter probeert te komen en dat gaat verder dan het registreren van PE-punten. Daarnaast wordt gekeken hoe de externe verhoudingen van de corporatie zijn. Wat vinden externe stakeholders van de corporatie en hebben zij invloed op het beleid? Om die reden spreken we ook van een maatschappelijke visitatie.” Koffijberg wijst op een wezenlijk verschil tussen visitatie en de door onder anderen Aedes geïntroduceerde benchmark. “In de visitatiemethodiek worden de prestaties van een corporatie altijd gerelateerd aan wat er lokaal is afgesproken. Dat doet de Aedes-benchmark niet. Prestatieafspraken met bijvoorbeeld gemeenten en huurders worden bij een benchmark niet meegenomen, terwijl die voor een goede taakinvulling van een corporatie essentieel zijn. Benchmark en visitatie zijn beide nuttige instrumenten, ze vullen elkaar aan.”
Professional judgement “De essentie van visitatie is met name dat het echt professional judgement oplevert. Met een visitatie komen er mensen met ervaring langs die op grond van wat zij lokaal aantreffen een professioneel oordeel geven over hoe de corporatie functioneert. Visitatie is bovendien een openbare verantwoording: “Zowel voor de bestuurder als de raad van commissarissen is het een belangrijk en kansrijk instrument om je extern actief te verantwoorden en daar vervolgens ook van te leren. Het werkt echter alleen als je er voor open staat. Je moet je kwetsbaar durven opstellen. Het is onze ervaring dat zowel bestuurders als commissarissen die van tevoren al een open houding hebben, er het meeste van leren en achteraf ook zeer positief zijn. Wat mij betreft is visitatie niet alleen gericht op verantwoorden, maar ook op verbeteren. Het gaat echt om een leerproces. Mooi zijn de reacties van corporaties die naar aanleiding van een visitatie bijvoorbeeld schrijven: “We zijn visitatie gestart als ‘verplicht nummer’ vanwege de Governancecode, maar gaandeweg is die opvatting veranderd. De visitatie heeft ons geïnspireerd en echt handvatten opgeleverd waar we van kunnen leren.” Uit de praktijk blijkt verder dat de toegevoegde waarde van visitatie toeneemt als een corporatie het visitatietraject benut voor de opstelling van een nieuw Ondernemingsplan.
Voor Koffijberg is het nog de vraag of het onderdeel ‘soft controls’ een grotere plaats moet krijgen in de visitatiemethodiek. “Er zijn in de literatuur ook argumenten te vinden om hier terughoudend mee te zijn. Soft controls gaan over de gewenste cultuur en gedrag. Beide zijn natuurlijk moeilijk te meten, laat staan te normeren. In een visitatie krijgt dit in elk geval aandacht bij het onderdeel zelfreflectie: hoe serieus evalueert de raad van commissarissen zijn eigen functioneren? Daaruit blijkt of er echt een cultuur is waarin openheid, aanspreekbaarheid en kritische houding kunnen gedijen. Verder heeft een visitatiecommissie - onder andere door afzonderlijke gesprekken met de individuele bestuurders en commissarissen - meestal snel door wat de verhoudingen binnen zo’n organisatie zijn. Een goede visitator heeft daar oog voor en benoemt het ook, zonder dat nu de term ‘soft controls’ specifiek wordt gebruikt.”
--
Noot: naar aanleiding van de invoering van de Woningwet en de Governancecode 2015 gaan de VTW en de SVWN de bestaande publicatie over visitatie updaten.
Terug
|