In de Governancecode staat sinds dit begin jaar een bepaling over solidariteit. Hoe geef je invulling aan die solidariteit en wat is de rol van toezicht? ‘We zijn sámen verantwoordelijk.’
In een dorpje in Zuid-Afrika stal iemand mais. Tijdens de dorpsbijeenkomst veroordeelden de bewoners de diefstal als criminele daad. Dat de dief niet om hulp had gevraagd, werd hem ook zwaar aangerekend. Maar de grootste misdaad was volgens het dorpshoofd dat niemand had gezien dat de dief uit het eigen dorp honger had.
Dave van Zalk, directeur-bestuurder van IJsseldal Wonen, hoorde dit verhaal ooit van Annette Nobuntu Mul, voorzitter van de stichting Ubuntu Nederland. Volgens de Afrikaanse filosofie Ubuntu – ‘ik ben, omdat wij zijn’- kan een mens alleen gelukkig zijn als de ander ook gelukkig is.
‘Ik ben, omdat wij zijn’
Die filosofie spreekt Van Zalk aan: solidariteit in de sector gaat over veel meer dan rijke corporaties die euro’s overmaken aan armlastige corporaties. Hij roept op om na te denken over de vraag wat solidariteit betekent. ‘Waar ligt de grens tussen ‘dit is van ons’ en ‘dat is van jullie’? Waar begint en houdt onze solidariteit op? Alleen dicht bij huis of ver buiten onze grenzen? En over de grenzen van onze sector? Hoe kijken we samen met onze partners in zorg en welzijn naar solidariteit?’
In de Governancecode Woningcorporaties staat sinds begin dit jaar een bepaling over onderlinge solidariteit tussen woningcorporaties (zie tekstje 'Solidariteit in de Governancecode Woningcorporaties' hieronder ). Als een individuele corporatie niet in staat is om de eigen opgaven te realiseren, kan een beroep worden gedaan op andere corporaties, eerst lokaal, dan regionaal en zo nodig landelijk. De sector toont zich samen verantwoordelijk voor de grote maatschappelijke opgaven, zoals nieuwbouw en verduurzaming.
‘De corporatie is dienstbaar aan de volkshuisvesting. Het behalen van maatschappelijke doelen staat voorop. Om dit te realiseren kunnen corporaties eerst lokaal en vervolgens regionaal een (financieel) beroep op elkaar doen. Mocht het regionaal niet lukken de maatschappelijke doelen gezamenlijk te behalen, dan wordt voor een oplossing een beroep op de hele sector gedaan. (….) Mocht een oplossing binnen de sector onverhoopt niet tot stand komen, dan rest voor de hulpvragers de mogelijkheid van een externe interventie.’
Lees meer over de Governancecode Woningcorporaties.
Dat bestuurders en toezichthouders van de corporaties in de Twentse regio elkaar regelmatig ontmoeten, is volgens Baveld een groot voordeel. ‘Je weet beter van elkaar hoe je er als corporatie voor staat, wat de ambities zijn en de dilemma’s. Als je elkaar kent, dan spreek je elkaar eerder aan, durf je als het nodig is om hulp te vragen. En nog belangrijker: je voorkomt dat je voor onaangename verrassingen komt te staan.’
Volgens RvC-voorzitter Bea Annot van IJsseldal Wonen levert de grens van solidariteit in de praktijk dilemma’s op. ‘Persoonlijk vind ik solidariteit binnen eigen grenzen te beperkt. Maar hoe ver ga je dan? Je bent geneigd om eerst naar je eigen regio te kijken. Dat is al lastig, want het werkgebied van de corporatie ligt in 2 provincies. En als we corporaties in Noord-Holland kunnen helpen? Is dat dan te ver weg? Ik heb daar niet direct een antwoord op.’
Volgens RvC-voorzitter Robert Baveld van WBO Wonen, 1 van de 16 corporaties van WoON Twente, is de vrijblijvendheid van solidariteit voorbij. Dat was onder meer de conclusie van een bijeenkomst van het Twentse samenwerkingsverband. ‘De urgentie van de maatschappelijke vraagstukken is groot. We moeten onze kop niet in het zand steken. De term solidariteit verbloemt dat we móeten leveren.’
Een corporatie die solidair is, moet volgens Baveld juist de eigen strategie en financiën goed op orde hebben. Daar dringt de RvC bij het bestuur van WBO Wonen op aan. ‘Al is de vrijblijvendheid van de solidariteit voorbij en moeten we samen leveren, we moeten onze huurders in onze eigen gemeente niet vergeten. Bovendien, als je je eigen zaken goed op orde hebt, voorkom je dat je als corporatie in de regionale aanpak een speelbal wordt.’
De schoen gaat mogelijk pas wringen als duidelijk is welke corporaties hulp nodig hebben en welke corporaties hulp kunnen bieden. Maar bestuurder Van Zalk van IJsseldal Wonen wil het vooral over de maatschappelijke opgaven hebben, niet over euro’s. Zo brengt hij samen met zijn collega’s van 10 corporaties in de Stedendriehoek (Deventer, Apeldoorn, Zutphen) in kaart in welke netwerken zij actief zijn, samen met provincie, gemeenten en zorg/welzijn. Om samen de bewoners in de regio vooruit te helpen. ‘Daar gaat het om.’
‘Zorg dat je je eigen zaken goed op orde hebt’
Daarnaast gaan de bestuurders in de Stedendriehoek met elkaar in gesprek over hun visie op solidariteit. ‘En ja, ook ligt op tafel hoe wij inzicht kunnen krijgen in de financiële positie van elke corporatie en welke corporatie het mogelijk op eigen houtje niet redt.’ De RvC van IJsseldal Wonen houdt bij beide trajecten de vinger aan de pols. ‘Die zijn vooral des bestuurders’, stelt Annot.
Bestuurder Van Zalk en RvC-voorzitter Annot vinden beiden wel dat de huurders bij dat proces nauw betrokken moeten worden. Dat begint met luisteren naar de huurdersvereniging van IJsseldal Wonen. ‘Gaan we de daken repareren van een corporatie in Noord-Holland, terwijl daken van sommige huurders van ons ook lekken?,’ schetst Annot. ‘Dat is voor ons best een lastig dilemma.’
Eenvoudig is het niet: solidariteit kan in de praktijk schuren. Toch houdt bestuurder Van Zalk van IJsseldal Wonen de Afrikaanse filosofie Ubuntu steeds in zijn achterhoofd als hij afspraken maakt met collega’s in de sector. ‘Ja, bij solidariteit lever je als corporatie wellicht iets in, autonomie en geld, maar dat komt ten goede aan de maatschappelijke opgave waar we samen verantwoordelijk voor zijn. Iedereen heeft recht op een fijne plek om te wonen.’
Tekst: Lisette Vos, illustratie: Curve.
Bron: Aedes Magazine