Corporaties werken vaak samen in een web van maatschappelijke partners (van zorg tot gemeente) om bewoners vooruit te helpen. Patrick Kenis en Cor van Montfort van de Tilburg University onderzochten hoe de raad van commissarissen toezicht kan houden op die lokale netwerken. Ze houden een pleidooi om die netwerken op de agenda te zetten.
Lokale netwerken, waarin corporaties met partners samenwerken, bestaan in allerlei vormen. Aan het onderzoek van de Tilburg University deden 7 corporaties in 7 netwerken mee (zie kader). De doelen zijn divers: van armoedebestrijding tot aardgasvrije wijken, van gebiedsontwikkeling tot samenwerking in wonen en zorg. De centrale vraag was: hoe houd je als raad van commissarissen (RvC) van de corporatie toezicht op het lokale netwerk? ‘Zonder toezicht op toezicht te stapelen’, benadrukken de onderzoekers Patrick Kenis en Cor van Montfort.
Passend toezicht op lokale netwerken
Welk type toezicht past bij welk type netwerk? Dat was de centrale vraag van het 2-jarig onderzoek naar toezicht op lokale netwerken, in samenwerking met de VTW, Aedes, de Autoriteit woningcorporaties (Aw) en het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK). Aan het onderzoek deden 7 corporaties mee die in 7 verschillende lokale netwerken actief zijn: Wonen Limburg (gebiedsontwikkeling), Rochdale (Pact Poelenburg), Havensteder (Kansenkaart Lombardijen 2040), Den Helder (Financieel Fit), Trivire (energietransitie), Bo-Ex (wijknetwerk) en Zayaz (Thuis in de wijk).
Samenwerking in lokale netwerk en is complex: alle deelnemende partners – van wonen tot zorg, van politie tot leverancier warmtenet – moeten iets van hun soevereiniteit inleveren om samen meer te bereiken. Het klassieke toezicht alleen gericht op de eigen corporatie volstaat dan niet. Wat dan wel? Toezichthouders zijn zoekende hóe zij toezicht moeten houden op lokale netwerken. Ze weten niet altijd in welke netwerken de corporatie actief is. Als ze dat wel weten: wie heeft de regie én hoe weet je als RvC zeker dat het netwerk bereikt wat je wilt bereiken?
Veel toezichthouders zijn zich bewust van de noodzaak van lokale netwerken om hun huurders beter te helpen. Maar zij vinden die netwerken geen urgent onderwerp, zolang er niets aan de hand is of de risico’s beperkt zijn. Opvallend, vinden Kenis en Van Montfort. ‘Toezichthouders komen vaak pas in actie als er bijvoorbeeld een financieel risico dreigt. Dan is het meestal te laat. Als je kansen en risico’s van de netwerken wél op de agenda zet, kom je niet voor verrassingen te staan.’
De onderzoekers houden een pleidooi om als RvC goed over de invulling van het toezicht na te denken. Zij onderscheiden 3 paden voor passend toezicht: gericht op het belang van de eigen organisatie, toezicht via de bestuurder die actief is in het netwerk of direct toezicht op het netwerk. In dat laatste geval neemt de RvC zelf initiatief, bijvoorbeeld door te overleggen samen met toezichthouers van andere partners in het netwerk. Daarnaast doen de onderzoekers aanbevelingen om grip te krijgen op dat toezicht, inclusief een toezichtscan.
Volgens Van Montfort is het zeker niet de bedoeling dat de RvC van de deelnemende corporatie(s) méér toezicht houden, wél dat ze de goede vragen stellen. ‘Als RvC moet je in de gaten houden of het netwerk oplevert wat je voor ogen staat, zoals minder armoede onder huurders. Fouten maken is niet erg, als de organisatie maar blijft leren. Daar moet je alert op zijn. En je moet nagaan of de organisatie binnen de mazen van de wet blijft.’
Kenis: ‘Toezicht gaat niet alleen de RvC aan. In de organisatie zelf moeten medewerkers ook toezicht houden, controleren of de corporatie in het netwerk bereikt wat ze willen bereiken.’ Het samenspel tussen bestuur en de RvC is vaak precair, zo blijkt ook uit het onderzoek.
Van Montfort: ‘In welk stadium licht je als bestuurder de RvC in over een netwerk? Als je verkennende gesprekken voert over samenwerking of pas later als het netwerk van start gaat? Bestuurders worstelen daarmee. Ze willen de ruimte nemen om eerst over een netwerk na te denken, maar zien ook het belang om de RvC er op tijd bij te betrekken. Een toezichthouder zei het treffend. “We hebben 1 principe: we willen geen verrassingen.”’
Volgens Kenis is het 2-jarig onderzoek een eerste stap naar passend toezicht op lokale netwerken. Nader onderzoek is nodig: de vraag is of de aanbevelingen en de toezichtscan (zie het kader onderaan dit artikel) in de praktijk werken zoals bedoeld. 2 corporaties – Zayaz en Havensteder – doen mee aan het 4-jarig onderzoek in wonen, zorg, onderwijs en veiligheid (in het kader van de Nationale Wetenschapsagenda), waarin deze vraag aan de orde komt.
‘Organisatienetwerken zijn hard nodig om grote maatschappelijke problemen aan te pakken, van armoede tot duurzaamheid. Het toezicht op die netwerken verdient alle aandacht. We hopen dat toezicht daarin de helpende hand kan bieden in plaats van een obstakel te zijn’, besluit Kenis.
VTW bijdrage Aedes Magazine
Tekst: Lisette Vos, illustratie: Curve