Maatschappelijk onacceptabel - een gastbijdrage van Bert Frings en Leen van Dijke over dak- en thuisloosheid

Op 3 juni 2020 stuurden drie bewindspersonen een brief aan de Tweede Kamer over de aanpak van de groeiende problematiek van dak- en thuisloosheid. In de brief van Paul Blokhuis, staatssecretaris VWS, Kajsa Ollongren, minister van BZK en Tamara van Ark, minister van SZW werd een initiatief aangekondigd om middels het programma ‘Een (t)huis, een toekomst’ gemeenten en andere betrokken partijen extra te ondersteunen op het gebied van preventie, vernieuwing van de opvang en wonen met begeleiding.

De bewindspersonen stelden dat ons land een onaanvaardbaar groot aantal dak- en thuisloze mensen heeft. Het CBS schat dat het aantal dak- en thuisloze mensen sinds 2009 meer dan verdubbeld is naar bijna 40.000 mensen. En de coronacrisis zal dat aantal vermoedelijk nog doen toenemen. Bestaande regelingen en afspraken, bijvoorbeeld met verhuurders, over huisuitzettingen en tijdelijke huurcontracten worden met deze aanpak ondersteund. Maar naast bestaande maatregelen is meer nodig. In gezamenlijkheid met een veelheid van partijen wordt samengewerkt met VWS, BZK, SZW om concrete verbetering te bewerkstelligen. Met ‘Een (t)huis, een toekomst’ beoogt het kabinet gemeenten en andere betrokken partijen extra te ondersteunen op het gebied van preventie, vernieuwing van de opvang en wonen (al dan niet met begeleiding).

Doel
Het doel van het genoemde programma is om, naast het terugdringen van dak- en thuisloosheid uiterlijk eind 2021 10.000 extra woonplekken met passende begeleiding voor dak- en thuisloze mensen te realiseren. Daarbij gaat het om een optelsom van extra tijdelijke en permanente woonplekken. Daarbij moet gedacht worden aan woningdelen, flexwonen, afspraken met woningcorporaties, inzet van leegstaand (maatschappelijk) vastgoed of nieuwbouw. Het kabinet stelt tot en met 2021 een extra financiële impuls van 200 mln. euro ter beschikking aan gemeenten voor de uitvoering van regionale plannen.

Boegbeelden
Om naast de financiële impuls de kabinetsdoelen te ondersteunen stelde het Rijk twee boegbeelden aan die het belang van investeren in preventie, vroegsignalering en het beschikbaar stellen van voldoende passende woonplekken op bestuurlijk niveau onder de aandacht moeten brengen bij de (centrum)gemeenten. Inmiddels zijn wij, Bert Fings en Leen van Dijke, aangesteld als boegbeeld en zijn we het land ingetrokken om de urgentie van dak- en thuisloosheid onder de aandacht van elke gemeente te brengen. De bedoeling is om daadwerkelijk de omslag ‘van opvang naar wonen met begeleiding’ te maken door meer woonplekken te realiseren.

Naast het gesprek met wethouders ‘zorg’ en ‘wonen’, zorgaanbieders, en belangenorganisaties spraken we ook met vele corporatiebestuurders, projectontwikkelaars en met mensen uit de bouwindustrie; dit alles om de omslag van opvang naar wonen en het concreet realiseren van woonplekken aan te jagen. Uit deze gesprekken zijn veel knelpunten naar voren gekomen, die vrijwel altijd meerdere ministeries betreffen. Het is ons voornemen om onze bevindingen en aanbevelingen onder de aandacht van de informateur te brengen omdat deze, naar onze overtuiging, essentiële bouwstenen zijn om met een nieuw kabinet de zo noodzakelijke en gewenste duizenden woonplekken te realiseren.

Voor u als toezichthouder
Dak- en thuisloosheid is een complex issue. Het voert voor dit artikel veel te ver om een poging te doen de hele breedte van het probleem in beeld te brengen; wij volstaan hier met enkele, voor de leden van VTW relevante, deelaspecten. Voor dat we daar op ingaan lijkt het ons nuttig eerst een opmerking te maken over een in de samenleving bestaande hardnekkige, maar onjuiste, beeldvorming. Graag benadrukken wij dat het voor alles vanzelfsprekend zou moeten zijn dat ministeries zich gezamenlijk inspannen om stigmatisering van mensen die dakloos zijn tegen te gaan. De moeite met het oplossen, dan wel verminderen van dit vraagstuk wordt zeer bemoeilijkt door het ontbreken van (voldoende) maatschappelijke en politieke urgentie die mede het gevolg is van het meestentijds onjuist beeld dat bestaat van dak- en thuisloze mensen (overlast, middelengebruik, het idee dat mensen de situatie volledig aan zichzelf te wijten hebben).

Daarnaast is het naar onze overtuiging zeer noodzakelijk veel meer aandacht te geven aan preventie; dus het voorkomen van huisuitzettingen (bij huurwoningen, maar ook bij executie verkoop), vroegsignalering bij problematische schulden, etc. Meer eenduidige en gecoördineerde interventies kunnen zeer effectief zijn in het voorkomen van dak- en thuisloosheid.

Beschikbaarheid is onze grootste zorg
Het zal niemand echt verbazen dat de grootste zorg de beperkte beschikbaarheid van woonplekken is. Er is een breed gedragen vraag om (meer) Rijksregie op de basisvoorwaarden (die niet structureel geborgd kunnen worden met incidentele inzet of middelen) voor de realisatie van woonplekken. Wij stellen ons daarbij voor dat vanuit die Rijksregie concrete (al dan niet tijdelijke) locaties worden aangewezen.

Een belangrijke suggestie van ons als boegbeelden is de vraag om er op toe te zien dat bouwplannen worden gerealiseerd op basis van aangetoonde woonbehoefte (dat is dus breder dan op basis van gangbare en bekende afspraken of op voornamelijk financieel gedreven keuzes die (met name) profijtelijk zijn voor de projectontwikkelaar en/of bouwer). Om die reden stellen we voor het maken van een analyse van de (regionale) woonbehoefte bij het maken van de prestatieafspraken verplicht te stellen, die leidend te maken bij nieuwbouwplannen en bij grootschalige renovatieprojecten en voorwaardelijk te maken bij het verkrijgen van vergunningen; dat moet dan uiteraard gelden voor alle gemeenten in die regio.

Vervolgens bepleiten we corporaties structureel de benodigde financiële ruimte te geven zodat deze kunnen investeren in woonoplossingen voor doelgroepen en om de exploitatie van zulke voorzieningen te helpen ondersteunen (dus structureel geld).

Verplaatsbare woonplekken
En, om nu niet meer te noemen, stellen we voor om veel meer werk te maken van verplaatsbare woonplekken. Steden en dorpen hebben vaak locaties waar mettertijd wel een bestemming voor is, maar die de komende jaren nog niet kunnen worden ingevuld. Als deze locaties voor verplaatsbare woningen kan worden benut kan dat significant bijdragen aan het realiseren van goede woonplekken voor dak- en thuislozen.

We organiseren als boegbeelden binnenkort enkele web-meetings met wethouders en een vertegenwoordiger van de bouwindustrie. Daarbij willen we nader ingaan op de businesscase van verplaatsbare woonplekken (met een exploitatieperiode van ca. vijftig jaar, waarbinnen verschillende verplaatsingen mogelijk zijn). Van belang is dat corporatiebestuurders en dus ook de toezichthouders een helder en betrouwbaar beeld hebben bij een goed onderbouwde businesscase en heldere afspraken met gemeenten over (tijdelijke) locaties kunnen maken. Als je als toezichthouder een uitnodiging voor deze web-meetings wil ontvangen kun je je daarvoor aanmelden bij onze secretariële ondersteuners (Marieke van Dijke: mvdijke@link-publicaffairs.nl en +31 6 38 70 01 03 of Diana Niewold: dp.nieuwold@minvws.nl en +31 6 21 18 36 40)

Huiswerk voor corporaties en gemeenten
Tot slot hebben we geconstateerd dat corporaties soms erg terughoudend zijn in het voorzien in (al dan niet tijdelijke) woonplekken omdat ze slechte ervaringen hebben met gegarandeerde ondersteuning en/of begeleiding van de te huisvesten dak- of thuisloze. Dit heeft vaak niet alleen een financiële achtergrond. De noodzakelijke en adequate begeleiding wordt niet zelden gefrustreerd door steeds wisselende personele bezetting en slechte afstemming tussen partijen die betrokken zijn bij de begeleiding.

Er is dus niet alleen veel huiswerk voor corporaties, maar zeker ook voor gemeenten. Daarbij erkennen we dat het vraagstuk complex is, dat het niet snel allemaal is op te lossen. Maar ook voor corporaties geldt dat wat het Kabinet in de brief aan de Kamer duidelijk maakte: in een welvarend land als Nederland is het onacceptabel dat zoveel mensen niet over een (t)huis beschikken waar zij zich kunnen terugtrekken en zich veilig kunnen voelen.

Kortom: alle reden om de handen ineen te slaan en te werken aan een toekomst voor hen die nu op straat leven of van de een naar de ander zwerven. We staan open voor gesprekken en goede suggesties.

Boegbeelden ‘Een (t)huis, een toekomst’: Bert Frings en Leen van Dijke


Terug