‘Juist nu vraagt werkgeversrol meer aandacht’ Monika Milz en Marilieke Engbers, auteurs van twee handreikingen over werkgeversrol RvC
De werkgeversrol van de RvC verdient in deze tijd, waarin corporaties voor grote maatschappelijke opgaven staan, meer professionele aandacht. Monika Milz (GovernanceSupport) en Marilieke Engbers (onderzoeker rapport Kracht en tegenkracht) geven ieder als auteur van een VTW-handreiking hun visie op dit thema.
Tekst: Lisette Vos
De corporaties staan voor grote opgaven, zoals meer betaalbare woningen bouwen, verduurzaming en samenwerking in lokale netwerken om kwetsbare mensen in wijken te helpen. De vraag die meer dan ooit gesteld moet worden, is of het bestuur (en de organisatie) in staat is om de ambities van de corporaties te realiseren. De VTW publiceert twee handreikingen die ingaan op de werkgeversrol van de RvC: wat houdt die rol precies in en wat is er nodig om die rol te verbeteren?
Smalle en brede werkgeversrol In de VTW-handreiking De smalle en brede werkgeversol van de commissaris stelt Monika Milz dat de RvC zich niet moet beperken tot de primaire rol als werkgever van het bestuur. Volgens haar moet de RvC erop toezien dat álle medewerkers van de organisatie een professionele bijdrage leveren aan de maatschappelijke opdracht van de corporatie. ‘Hebben de medewerkers vaardigheden die bij deze tijd passen? Denk bijvoorbeeld aan de digitalisering die om nieuwe functies vraagt, zoals data-analisten.’
Dat de RvC naar de hele organisatie kijkt, betekent niet dat de raad op de stoel van de bestuurder gaat zitten, stelt Milz. Doet de bestuurder wat hij of zij moet doen: zorgt hij of zij voor een goed werkklimaat waarin medewerkers de benodigde kennis en vaardigheden hebben en zich kunnen ontwikkelen? Met als doel om de ambities van corporaties te bereiken. ‘Dáár houd je als RvC toezicht op. Niemand kan het alleen.’
Commissie Mens en organisatie Volgens Milz kan een commissie Mens en organisatie (in plaats van de remuneratie-commissie) de bredere werkgeversrol meer prioriteit geven. Wel onder een aantal voorwaarden. ‘Het thema blijft een verantwoordelijkheid van alle RvC-leden. De RvC moet helder formuleren wat de opdracht van de commissie is’, benadrukt Milz. ‘In een commissie is meer ruimte om de diepte in te gaan, er is geen druk om het thema snel te behandelen.’ Kiest de RvC niet voor een commissie Mens en organisatie, dan moet de RvC die bredere werkgeversrol in de reguliere RvC-bijeenkomsten bespreken, stelt Milz.
Continuïteit hele werkorganisatie De nadruk in de RvC ligt vaak op de financiële continuïteit van de corporatie, maar de kwaliteit en de continuïteit van de hele werkorganisatie zijn minstens zo belangrijk, stelt Milz die samen met mede-auteur Henk Jan van den Bosch ook de VTW-masterclass over de werkgeversrol geeft. ‘Onze boodschap is: houd toezicht op, faciliteer en erken de waarde van het werk dat alle medewerkers, bestuurders én commissarissen doen, zodat de héle organisatie werkt aan het behalen van de opgestelde doelen.’
Kracht en tegenkracht Op basis van haar onderzoeksrapport Kracht en tegenkracht heeft Marilieke Engbers (PhD), verbonden aan de VU Amsterdam, een handreiking voor de VTW-leden geschreven die zich toespitst op de overlap tussen de werkgevers- en toezichtsrol. Volgens Engbers moeten alle commissarissen zich continu afvragen in welke mate de bestuurder geschikt is, in de context van de organisatie en de omgeving, nu en in de toekomst.
Impliciete communicatie Het continu expliciet onderling afstemmen van deze inschatting en wat commissarissen denken dat nodig is, voorkomt dat zij via hun vragen en opmerkingen uiteenlopende inschattingen over de bestuurder impliciet communiceren. Impliciete communicatie kan eenvoudig tot miscommunicatie tussen commissarissen leiden. Verschillen in denken over het functioneren van de bestuurder moeten zij dan ook continu verkennen. ‘Door dat tijdig te doen, zal het gesprek over en met de bestuurder minder weerstand oproepen, omdat commissarissen niet voor verrassingen komen te staan.’
|
Die verkenning is echter niet eenvoudig, omdat dit mogelijk spanningen kan oproepen door de verschillen van inzicht. Het risico bestaat dat RvC’s het gesprek over de bestuurder om die reden niet altijd voeren, laat staan heel kritisch, stelt Engbers. Toch is het zaak die verkenning wel tijdig te doen. ‘Uitgestelde impliciete beoordelingen en verrassingen kunnen juist lastige conflicten veroorzaken op het moment dat de commissarissen deze meningen te laat wél uitspreken.’
Het goede gesprek In de VTW-handreiking van Engbers staan twee tabellen - op basis van haar onderzoek naar langzittende bestuurders - die aanknopingspunten bieden om het goede gesprek wél en tijdig te voeren. Een tabel helpt om samen de geschiktheid van de bestuurder in te schatten en de andere tabel om de kwaliteit van het RvC besluitvormingsproces in te schatten. Belangrijke vraag bij die gezamenlijke inschatting is: zijn de RvC-leden in staat om hun denkfouten en blinde vlekken actief te onderzoeken?
Samen Engbers vindt dat álle RvC-leden het gesprek over de bestuurder en de prestaties van de organisatie samen moeten voeren. Volgens Engbers raakt dit strategische gesprek het meest aan de bedoeling van de RvC. Ze is dan ook geen voorstander van een commissie Mens en organisatie. ‘Alle onderwerpen die de RvC-leden daarin voorbespreken, zijn strategisch. Of het nu gaat om het werkklimaat, het HRM-beleid, de professionaliteit of een reorganisatie. Deze vragen de volste aandacht en betrokkenheid van alle RvC-leden, ongeacht hun expertise of rol.’
Meer informatie:
Handreiking 'De smalle en brede werkgeversrol van de commissaris - 99 vragen en antwoorden voor een succesvolle werkgeversrol' (Monika Milz en Henk Jan van den Bosch)
Handreiking 'Het beoordelen van de bestuurder - met behulp van het model uit het rapport Kracht en Tegenkracht' (Marilieke Engbers)
Terug
|