Toezicht in de praktijk: governance in de volkshuisvesting - Casus 7: directeur, bestuurder of CEO? …. en gaat de RvC daarover?

Wonenplus is een kleine corporatie met woningen in een kleine stad en enkele plattelandsgemeenten daarbuiten. Jaap Kelder is net benoemd tot commissaris en is al jaren directeur-bestuurder van een grote zorgorganisatie. Tijdens de sollicitatieprocedure viel hem tijdens de gesprekken de gemoedelijke sfeer op en de maatschappelijk geëngageerde teksten in de beleidsstukken sprak hem aan. Het motto “dicht bij de bewoner staan” was hem uit het hart gegrepen. Bij zijn eigen organisatie ging hij regelmatig bij een bewoner op werkbezoek. Hij kreeg van de verzorging terug dat de bewoners dat erg waardeerden en hem “zo’n gewone man” vonden.

Twee weken voor zijn eerste vergadering ontvangt Jaap via een vergaderprogramma de stukken en ziet dat de directeur van Wonenplus stukken ondertekent met de functiebenaming CEO. Hij merkt bij zich zelf dat hij niet alleen verbaasd is, maar dat het hem ook ergert. Hij kijkt nog eens in de begroting en ziet dat er 18 mensen werkten, toch niet echt de omvang van een multinational en in zijn eigen organisatie werken nota bene al ruim 3000 mensen. Hij besluit dit met zijn collega’s te bespreken, dat kan mooi tijdens het vooroverleg (zonder bestuurder) dat een half uur voor de vergadering gepland staat.

Hoe ging het verder?
De voorzitter verwelkomt Jaap in zijn eerste RvC-vergadering en vraagt hoe het inwerkprogramma verloopt. Jaap zegt blij te zijn met die vraag en zegt dat hij al veel stukken heeft gelezen en op korte termijn graag een aantal sleutelfiguren uit de organisatie wil ontmoeten en ook graag een rondje langs het bezit van Wonenplus zou willen maken. Op de vraag of hem iets bijzonders is opgevallen, valt Jaap met de deur in huis en zegt dat hij de functiebenaming van de bestuurder niet gelukkig vindt en vraagt waar dat vandaan komt. Hij voegt er aan toe dat een van zijn relaties hem daar al wat lacherig op had aangesproken. De voorzitter legt uit dat Wonenplus vorig jaar stevig is gereorganiseerd en dat de directeur die toen net was aangetreden deze functiebenaming in het reorganisatieplan had opgenomen. Daar is toen wel enig discussie over geweest, maar de conclusie was “ach, what’s in a name” en de extern adviseur had er op gewezen dat hij ook kleine corporaties kende waar de enige bestuurder zich voorzitter van de raad van bestuur noemde.

Jaap betoogt dat het noemen van een andere in zijn ogen ook ongewenste aanduiding geen erg steekhoudend argument is en dat hij ook een grote corporatie kent - met meerdere directeuren - waar de bestuurder zich voorzitter van de directie noemt.

Hij wil dit tijdens zijn eerste vergadering niet op de spits drijven, maar vraagt zijn collega’s toch eens na te denken of een dergelijke functiebenaming wel past bij het motto van Wonenplus dat immers “dicht bij de bewoner staan” luidt. Dat de baas directeur heet, dat snapt een bewoner wel, maar CEO? Jaap vat zijn mening samen en vindt de functiebenaming CEO ver over de top voor een maatschappelijke organisatie als Wonenplus en zelfs in strijd met de geest van principe 1 van de Governancecode Woningcorporaties. Een van de collega’s verzucht dat Jaap wel een punt heeft, maar vreest dat de RvC hier niet over gaat.

Nu grijpt de voorzitter in. Hij corrigeert de collega en stelt dat de RvC over heel veel zaken gaat, maar zich lang niet overal mee bemoeit als de bestuurder goed functioneert. Hij voegt er aan toe dat als de RvC dit als buitengewoon storend ervaart en slecht voor het imago van de corporatie, wegkijken geen optie is. Hij stelt voor hier met de bestuurder over te spreken.

Gesprek met de bestuurder
De voorzitter is zo verstandig dit gesprek goed voor te bereiden. Aan het begin van het gesprek geeft hij aan dat hij deze functiebenaming voor de bestuurder eigenlijk te klakkeloos heeft geaccepteerd. De kern van zijn betoog is dat – als uitwerking van principe 1 van de Governancecode – houding en gedrag van de organisatie en dus van de leiding en de medewerkers, moeten passen bij de missie. Daar hoort zijn inziens het rijden in een Maserati niet bij, maar evenmin het hanteren van overdreven functiebenamingen. De raad komt tot de conclusie dat dit een typisch voorbeeld is van fout voorbeeldgedrag, zowel naar buiten als naar binnen. De bestuurder belooft voortaan 'directeur' te gebruiken. 

Nu is de vraag wat er moet gebeuren als de bestuurder wil volharden in het gebruik van zijn functiebenaming. Dat lijkt erg onwaarschijnlijk, maar ingrijpen is dan niet onlogisch.

Koos Parie & Gerard Erents

Dit is de 7e casus in een nieuwe reeks 'Toezicht in de praktijk' over governance in de volkshuivesting. De VTW heeft twee handreikingen gepubliceerd waarin eerdere casussen zijn besproken.  

Handreiking Toezicht in de praktijk: 15 cases

Handreiking Toezicht in de praktijk: volkshuisvestelijke vraagstukken 12 nieuwe cases


Terug