Advocaat-Generaal bevestigt ontbreken btw-plicht toezichthoudersDe btw-plicht van toezichthouders is recent aan de orde gekomen in de uitspraak van het Hof van Justitie op 13 juli 2019 in de zaak IO. Het Hof van Justitie oordeelde in deze zaak dat het betreffende lid van de Raad van Commissarissen niet als btw-ondernemer kon worden aangemerkt. Inmiddels is de uitspraak van het Hof van Justitie ook bevestigd door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch op 12 december 2019 (nr. 16/03573bis). Op Kamervragen naar aanleiding van deze uitspraak heeft de staatssecretaris van Financiën geantwoord pas na uitspraak van de Nederlandse Hoge Raad in een andere lopende zaak over vacatiegelden te beoordelen of beleid wenselijk is. Hierover hebben wij jullie eerder geïnformeerd. In die zaak gaat het om een belanghebbende die lid respectievelijk voorzitter is van bezwaaradviescommissies van een ministerie. Nu heeft Advocaat-Generaal Ettema (‘A-G’) de Hoge Raad geadviseerd om in deze lopende zaak voor de Hoge Raad te oordelen dat belanghebbende (ook) niet kwalificeert als btw-ondernemer. Hierin volgt zij de lijn van het Hof van Justitie in de zaak IO. De conclusie van de A-G is echter slechts een advies aan de Hoge Raad. Het is nu afwachten wat de daadwerkelijke uitspraak van de Hoge Raad zal zijn. Volgens de A-G kunnen de werkzaamheden die de betreffende belanghebbende verricht als lid en voorzitter van verschillende bezwaaradviescommissies van ministeries niet leiden tot ondernemerschap voor de btw. Hiervoor is namelijk vereist dat belanghebbende deze werkzaamheden zelfstandig uitoefent. Hoewel belanghebbende niet gebonden is aan instructies van de ministeries en onafhankelijk een mening moet vormen over de geschillen waarover de commissie advies moet uitbrengen, is hij niet individueel verantwoordelijk voor deze adviezen. Belanghebbende verricht de werkzaamheden per slot van rekening als lid van een bezwaaradviescommissie. Tegelijkertijd heeft de A-G haar standpunt kenbaar gemaakt in een vergelijkbare lopende zaak over een lid en medebestuurder van twee coöperaties. Ook hier oordeelt de A-G dat ter kwalificatie van de betreffende belanghebbende als ondernemer voor de btw, beoordeeld moet worden of deze belanghebbende in relatie tot de coöperaties zelfstandig heeft opgetreden. Pas wanneer tussen de belanghebbende en de coöperaties een afzonderlijke contractuele relatie bestaat (en de belanghebbende de werkzaamheden dus niet verricht vanuit de rol van lid of bestuurder van de coöperaties), kan sprake zijn van de vereiste zelfstandigheid om als btw-ondernemer te worden aangemerkt. De A-G is van mening dat de feitenrechter dit moet beoordelen. Wat nu te doen door u als commissaris/toezichthouder? In de praktijk merken we dat veel commissarissen/toezichthouders die bezwaar hebben gemaakt inmiddels een positief antwoord hebben ontvangen van de Belastingdienst. Dat wil zeggen dat de commissaris/toezichthouder niet langer btw hoeft te voldoen over haar vergoeding voor de toezichthoudende werkzaamheden. Rol VTW Eerdere nieuwsberichten VTW |