'Klimaatakkoord: meer samen, minder autonomie.' Reactie door: Gerard van Bortel, Huurderscommissaris Rochdale, Amsterdam

Het Klimaatakkoord is gepubliceerd. Voor het onderdeel Gebouwde Omgeving zijn er ook afspraken gemaakt die betrekking hebben op de sociale huursector. VTW-lid Gerard van Bortel, huurderscommissaris bij Rochdale, geeft een eerste reactie.

De afspraken over de Gebouwde Omgeving; op pagina 5 staat het kopje over 'huur'

Gerard van Bortel - 'Klimaatakkoord: meer samen, minder autonomie'
In het Klimaatakkoord wordt de verduurzaming van de woningvoorraad vooral gezien als een sociale uitdaging. “Dit is geen project van enkelen, maar van ons allemaal”, stelt de tekst. Het woord ‘samen’ komt maar liefst 357 keer voor in de tekst van het akkoord; het woord ‘gezamenlijk’ 110 keer. Samenwerken is belangrijk, gaat niet vanzelf, is nooit vrijblijvend en ook niet zonder risico’s. Het roept nieuwe vragen en dilemma’s voor corporatiebestuurders en toezichthouders.

Het Klimaatakkoord zet in op de opschaling van vraag en aanbod, vergaande industrialisering en innovatie in de aanbodketen voor de verduurzaming van de woningvoorraad. Daarvoor is samenwerking onmisbaar. Woningcorporaties worden gezien als de gangmakers door de komende jaren tienduizenden woningen te verduurzamen door het tenderen van grote aantallen woningen. Dat tenderen gebeurt steeds vaker op een niveau dat de individuele corporatie overstijgt: wijken, steden, regios en zelf landelijk. Denk bijvoorbeeld aan de Isolatie Uitdaging van Mitros, Bo-Ex en Portaal en aan de Renovatieversneller die de vraag naar warmtepompen en woningisolatie standaardiseert en bundelt.

In de huidige corporatiepraktijk is samenwerking al volop terug te vinden, maar dat aaibare ‘samen’ kan ook een stekelige keerzijde hebben. Welke autonomie lever ik als corporatie in voor het standaardiseren, opschalen, industrialiseren en versnellen van de verduurzamingsopgave? Ben ik daartoe bereid en in staat? In welke organisatienetwerken moet ik als corporatie opereren voor de verduurzaming van mijn woningen? Sluit ik me aan bij het Urgenda 40-puntenplan, of juist niet? Hoe toegerust is mijn corporatie als netwerkspeler? Is mijn corporatie het spreekwoordelijke muurbloempje of juist de olifant in de porseleinkast van het lokale netwerk? Belangrijke vragen en dillema’s voor corporatiebestuurders én toezichthouders.

Het belang van (lokale) netwerken neemt alleen maar toe door het Klimaatakkoord. Besluitvorming over de verduurzaming van woningen vindt steeds vaker plaats buiten de corporatie, in wijken, in samenwerkingsnetwerken, in prestatieafspraken. Die besluiten hebben invloed op de ruimte van corporaties over aard en tempo van de verduurzaming van hun woningbezit. Het is de vraag of dat een probleem is, maar het staat buiten kijf dat corporaties zich er in ieder geval op moeten voorbereiden.

Het Klimaatakkoord introduceert, door de overheid te bepalen, duurzaamheids ‘standaarden’ voor dominante woningcategorieën en bouwtypologieën. Die standaarden schrijven voor wat de meest verstandige werkwijze is om de warmtevraag te reduceren. Die standaarden kunnen verplicht worden opgelegd aan verhuurders bij de verduurzaming van wijken. Het klimaatakkoord noemt dat eufemistisch ‘het geven van handelingsperspectief’. Maar als je als corporatie even niet oplet, kan dat handelingsperpectief worden verkleind tot de keuze of je de handboeien voor of achter wilt.

De noodzaak tot opschalen en versnellen, de wijkgerichte aanpak en de introductie van verduurzamings ‘standaarden’ zullen de bewegingsruimte van corporaties beïnvloeden. Daarom is het zaak dat corporaties vroeg aan tafel zitten en zich ontwikkelen tot bekwame netwerkspelers. Niet alleen bij het bepalen van de wijkgerichte aanpak, maar ook op plaatsen waar besluiten worden genomen die van invloed zijn op die wijkaanpak, zoals bij de Regionale Energiestrategieën (RES). Aan toezichthouders van corporaties de schone taak om ontwikkelingen nauwlettend te volgen.


Terug