Toezicht in de praktijk: volkshuisvestelijke vraagstukken - Casus 6: corporatie helpt zorgorganisatie uit de brand?

In de RvC vergadering deelt de bestuurder mee dat een zorgorganisatie fors in de financiële problemen zit. Deze zorgverlener huurt een zorgcomplex van de corporatie. Uw bestuurder meldt dat hij besloten heeft de huur substantieel te verlagen en ook voor het eerste half jaar uitstel van betaling zal geven. Hoewel het om substantiële bedragen gaat, blijft – zo verzekert uw bestuurder - uw corporatie ruimschoots binnen de normen van het WSW. De bestuurder geeft aan dat hij de zorginstantie hier al over heeft bericht.

In de RvC vergadering leidt dit tot veel commotie en wordt met name het feit dat de RvC geconfronteerd wordt met een besluit dat reeds extern gecommuniceerd is, als onbetamelijk ervaren. De bestuurder is hier verbaasd over en vindt eigenlijk dat informeren genoeg is en dat dit besluit absoluut geen voorafgaande goedkeuring van de RvC vraagt.

Wat te doen als voorzitter?
Om verdere escalatie te voorkomen besluit u als voorzitter een schorsing in te lassen en met de RvC en de bestuurder afzonderlijk te overleggen. Uit het overleg met de overige RvC-leden blijkt veel ergernis over de gevolgde procedure van dit besluit. Op zich heeft men er begrip voor dat er iets gedaan wordt. Er is al een jarenlange relatie met de zorginstelling. Maar men vindt de toezeggingen veel te ver gaan en wil ook weten wat dit voor gevolgen heeft voor de contracten met andere zorgverleners.

De Raad is met name geërgerd over de opstelling van de bestuurder die niet wil erkennen dat deze actie richting zorginstelling vooraf in de RvC behandeld had moeten worden. Een meerderheid van de Raad is zelfs van mening dat het besluit teruggedraaid moet worden en dat eerst met de Raad besproken moet worden welke coulance de corporatie wil betrachten.

Uit het gesprek met de bestuurder komt naar voren dat hij het flauwekul vindt dat hij dit eerst met de RvC moest bespreken. Hij vindt de reactie van de RvC buiten proporties en is zeker niet van plan zijn besluit terug te draaien. Hij geeft aan dat terugdraaien zowel voor de organisatie als voor hem forse imagoschade zou opleveren.

Hoe nu verder?
Het is van belang te onderkennen wat de relatie met de bestuurder is. Is dit een incident of is het de zoveelste confrontatie met de bestuurder. Belangrijk is om niet in een nietes-welles situatie te geraken over de handelingsruimte van de bestuurder, maar het in ieder geval ook te hebben over de onderlinge relatie. Daarom is het nuttig om naar de toezichtvisie en het toezichtkader van de RvC te kijken en te beoordelen of voor dit besluit wel of geen goedkeuring vooraf nodig was.

Los van de formele posities van bestuur en RvC is het onverstandig van de bestuurder om de commissarissen met zo’n ongebruikelijk besluit te verrassen. De bestuurder kan bovendien van een kritische RvC de nodige vragen verwachten, zoals:

Kritische vragen, die een proactieve bestuurder ook voor had kunnen zijn.

De beslissing terugdraaien – vaak staat in de statuten dat de RvC elk bestuursbesluit kan schorsen - is nogal wat. De RvC zal moeten meewegen wat dit betekent voor  de externe positie van de bestuurder, maar ook voor het imago van de corporatie. Niet alleen vanwege de bestuurlijke onduidelijkheid, maar ook welk beeld wordt neergezet als dit uiteindelijk mede tot een faillissement van de zorginstelling zou leiden.

Maar het gaat niet alleen om de inhoud. Bij een veelvuldige confrontatie met de bestuurder kan het betekenen dat dit de bekende druppel is. Maar het kan ook zo zijn dat de RvC te dicht op de bestuurder zit en verdient dat de nodige aandacht en bijstelling.

Is dit iets éénmaligs dan is deze casus bij uitstek een voorbeeld om te komen tot afspraken hoe in de toekomst met dergelijke onverwachte situaties wordt omgegaan.

Koos Parie & Gerard Erents

De VTW gaat verder met de rubriek: “Toezicht in de praktijk”. In de nieuwe reeks gaat het vooral om onderwerpen die te maken hebben met de volkshuisvesting en met vraagstukken die gaan over de corporatie als bedrijf. De leden worden uitgenodigd een casus uit de eigen praktijk op te sturen. De VTW zorgt er voor dat binnen twee weken een behandeling van de casus op de website verschijnt. Niet om daarmee de oplossing te geven – daarvoor is de praktijk meestal te gecompliceerd – maar om de situatie vanuit diverse invalshoeken te benaderen. Vanzelfsprekend kan ook dit weer reacties oproepen. Zowel de casus als de behandeling en de eventuele reacties daarop worden op de website gepubliceerd.

Stuurt u een korte beschrijving van de situatie die u wilt voorleggen op aan de directeur van de VTW, Albert Kerssies (a.kerssies@vtw.nl). De casus mag op naam van de corporatie, maar ook met een verzonnen naam worden gepubliceerd. Vanzelfsprekend garandeert de VTW dat vertrouwelijk met de informatie wordt omgegaan.


Terug