Toezicht in de praktijk: volkshuisvestelijke vraagstukken - Casus 5: de auditcommissie heeft geen mandaatJos Visser is van huis uit registeraccountant en al jarenlang financieel adviseur bij grote ingewikkelde vastgoedprojecten. Sinds een jaar is hij voorzitter van de auditcommissie van een woningcorporatie. In deze commissie worden ook alle projecten met een investering boven 3 miljoen euro besproken. Voor de volgende vergadering van de auditcommissie – en voor de RvC vergadering die twee weken later is - staat een groot renovatieproject geagendeerd. Gezien de omvang van de investering vraagt dit voorgenomen bestuursbesluit goedkeuring vooraf van de RvC. Visser is na het doornemen van de stukken uitgesproken negatief over het project, belt zijn collega in de auditcommissie en overtuigt haar er van dat de auditcommissie hierover negatief gaat adviseren. Tijdens de vergadering van de auditcommissie meldt Visser aan de directeur-(bestuurder) dat de commissie dit project helemaal niet ziet zitten. Na een korte discussie vat de voorzitter (van de AC) de discussie samen en meldt dat dit project dus zo niet door kan gaan. De directeur op zijn beurt geeft aan dat hij niet van plan is het voorstel in te trekken. De directeur belt diezelfde avond nog met de voorzitter van de RvC en vertelt hem over het verschil van opvatting tussen de auditcommissie en hem. De dag erna neemt de RvC voorzitter contact op met Visser. Visser reageert nogal gepikeerd over het feit dat de directeur de RvC-voorzitter heeft geïnformeerd en stelt dat hij straks in de RvC-vergadering niet overruled wil worden. Wat moet de voorzitter van de RvC nu? Ook was het van Visser niet erg fair – maar niet verboden – om zijn collega al te overtuigen voordat de directeur zijn visie op dit project had kunnen geven. De directeur zit dan direct in de verdediging, wat niet goed is voor een evenwichtige besluitvorming. Vissers gepikeerde reactie op het optreden van de directeur verdient ook geen schoonheidsprijs. Een directeur die voor zijn zaak staat doet zijn uiterste best de RvC daarvan te overtuigen. Wellicht was het handiger geweest – maar niet verplicht – om de voorzitter van de auditcommissie even te melden dat hij hierover de RvC-voorzitter ging bellen. U zult vragen: doet de inhoud er niet toe. Natuurlijk, daar gaat het natuurlijk vooral om. Het is aan allen om ervoor te waken dat positiegedrag – wie is de belangrijkste – wordt voorkomen en dat men zo lang mogelijk bij de inhoud blijft. Maar in deze casus moet de inhoud dan wel worden besproken en beoordeeld door de voltallige RvC in samenspraak met de bestuurder. Koos Parie & Gerard Erents De VTW gaat verder met de rubriek: “Toezicht in de praktijk”. In de nieuwe reeks gaat het vooral om onderwerpen die te maken hebben met de volkshuisvesting en met vraagstukken die gaan over de corporatie als bedrijf. De leden worden uitgenodigd een casus uit de eigen praktijk op te sturen. De VTW zorgt er voor dat binnen twee weken een behandeling van de casus op de website verschijnt. Niet om daarmee de oplossing te geven – daarvoor is de praktijk meestal te gecompliceerd – maar om de situatie vanuit diverse invalshoeken te benaderen. Vanzelfsprekend kan ook dit weer reacties oproepen. Zowel de casus als de behandeling en de eventuele reacties daarop worden op de website gepubliceerd. Stuurt u een korte beschrijving van de situatie die u wilt voorleggen op aan de directeur van de VTW, Albert Kerssies (a.kerssies@vtw.nl). De casus mag op naam van de corporatie, maar ook met een verzonnen naam worden gepubliceerd. Vanzelfsprekend garandeert de VTW dat vertrouwelijk met de informatie wordt omgegaan. |