'Corporatie kan niet gedwongen worden te investeren in niet-DAEB activiteiten'

Minister Ollongren (BZK) heeft een bindende uitspraak gedaan in een geschil tussen de gemeente Rotterdam, woningcorporatie Woonbron en de concernparticipatieraad Woonbron. Volgens de Woningwet kunnen geschillen over prestatieafspraken voorgelegd worden aan de minister. Zij doet op basis van advies van de commissie een bindende uitspraak. Met haar uitspraak neemt ze het advies van de adviescommissie geschilbeslechting prestatieafspraken woningwet over. 

De twee centrale vragen in het geschil waren:
- Verlangt de gemeente in het kader van de prestatieafspraken 2019 terecht van Woonbron dat zij vanuit eigen middelen bijdraagt aan de herstructurering van de overmaat aan slechte voorraad van particuliere woningen in Rotterdam Zuid?
- Kan de gemeente daarbij in redelijkheid een bijdrage van € 10 miljoen verlangen aan de businesscase X?

De commissie komt tot de conclusie dat beide vragen ontkennend beantwoord dienen te worden. De minister neemt dit advies over.

Geen verplichting tot bijdrage voor particuliere woningvoorraad
Kern van de uitspraak is dat Woonbron niet door de gemeente verplicht kan worden tot een bijdrage in het niet-DAEB gebied. De adviescommissie concludeert dat de Woningwet bij prestatieafspraken uitgaat van wilsovereenstemming van partijen. Zo schrijft de commissie dat er 'geen sprake is van hiërarchische verhouding tussen een gemeente en een toegelaten instelling (...)'Dit betekent dat een gemeente een toegelaten instelling nooit kan verplichten om een bepaalde bijdrage te leveren. Hieruit volgt dat Rotterdam Woonbron niet kan verplichten tot het leveren van een bijdrage uit eigen middelen aan de herstructurering van Rotterdam-Zuid, nog los van de vraag of de vorm van herstructurering die Rotterdam vraagt, past binnen het vigerende wettelijke kader.' 

Een redelijke bijdrage  
De commissie stelt verder: 'Hierbij is van belang of Woonbron een redelijk te achten bijdrage levert aan het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid. De commissie is van oordeel dat het bod van Woonbron, gezien haar financiële positie en ambities en bijdrage aan het volkshuisvestelijke beleid, niet als een kennelijk onredelijk bod op de woonvisie van Rotterdam kan worden aangemerkt.'

Volgens de Woningwet kunnen geschillen over prestatieafspraken voorgelegd worden aan de minister. Zij doet op basis van advies van de commissie een bindende uitspraak. 

De Adviescommissie geschilbeslechting prestatieafspraken woningwet bestond uit de volgende personen:
- Sybilla Dekker, onafhankelijk voorzitter
- Jan van der Schaar (voorgedragen door Aedes)
- Elly Blanksma, lid (voorgedragen door de VNG)
- Lodewijk de Waal, lid (voorgedragen door de Woonbond)

Lees hier het advies van de Adviescommissie
Lees hier de uitspraak van de minister 


Terug