Uw RvC heeft één gedeelde en gedragen samenhangende toezichtvisie waarin de RvC een antwoord geeft op basisvragen over zijn verantwoordelijkheden, (kern)taken en (borging van een effectieve) taakuitoefening (
GCW 1.1). Dit gegeven de externe en interne wet- en regelgeving en de besturings- en beheersingskaders die richtinggevend zijn voor het toezicht houden.
Het is belangrijk als RvC de verschillende individuele beelden met elkaar te delen, te onderzoeken waar verschil van inzicht bestaat en dit op een constructief kritische wijze, binnen de RvC en met de bestuurder, te bespreken. Bijvoorbeeld n.a.v. de RvC-zelfevaluatie onder externe begeleiding, de instroom van meerdere nieuwe commissarissen of de aanstelling van een nieuwe bestuurder.
Hierbij gaat het om vragen als: Doet uw RvC de goede dingen en doet uw RvC de dingen goed? Waarom bestaat uw RvC? Wat verstaat uw RvC onder effectief toezicht en hoe geeft hij daar invulling aan? Wat verwacht uw RvC van individuele leden aan inzet en inspanning? Hoe wil uw RvC het toezicht ontwikkelen? Wat zijn de toezichtprioriteiten van uw RvC en waarom? Voor of namens wie houdt uw RvC toezicht? Aan wie en hoe legt uw RvC verantwoording af?