Hanneke Ester > Toezichthouder wonen en zorg

‘Leer elkaars werelden beter kennen’

 

Volgens Hanneke Ester, toezichthouder bij woningcorporaties en een zorgorganisatie, zijn wonen en zorg op bestuurlijk niveau nog gescheiden werelden. Haar pleidooi? ‘Leer elkaars werelden beter kennen.’ 

Hanneke Ester, bedrijfseconoom met ruime ervaring in het bedrijfsleven, maakte bewust de stap naar de corporatiesector en de zorg, als toezichthouder. ‘In deze sectoren gaat het primair om de behoefte van de mensen, niet om winst maken. Ik heb zeven jaar als mantelzorger voor mijn moeder gezorgd. Dan maak je van dichtbij mee wat de impact is van zorgorganisaties. In de zorg kan je, net als in de corporatiesector, het verschil maken. Geld is belangrijk, maar als randvoorwaarde voor de continuïteit van de zorg en wonen.’

Volgens Ester, toezichthouder bij de corporaties Viverion, Woonbedrijf Ieder1 en UWOON én bij Vivium Zorggroep, werken professionals in wonen en zorg veel samen in lokale netwerken, maar is dat vooral op operationeel niveau. De wijkteams, die voor bewoners het aanspreekpunt zijn voor zorg en ondersteuning, bestaan onder anderen uit wijkbeheerders van corporaties en wijkverpleegkundigen. Zij bekijken welke zorg een bewoner nodig heeft. ‘Daar staat de toezichthouder op grote afstand van,’ stelt Ester. ‘Als RvC kijken wij naar de samenwerking op bestuurlijk niveau.’

Corporaties met zorgvastgoed werken wel op bestuurlijk niveau samen met zorgorganisaties, maar dat is slechts een klein percentage. ‘Wonen en zorg zijn nog gescheiden werelden,’ stelt Ester vast. ‘Corporaties zijn terughoudend om in zorgvastgoed te investeren, omdat zij de risico’s te groot vinden.’

Dat is verklaarbaar: de financiering in de sectoren wonen en zorg is anders georganiseerd. In de zorg zijn de marges minimaal en het overheidsbeleid is weinig voorspelbaar: de continuïteit van de zorg staat onder druk. De overheid drukt ook een stempel op de corporatiesector – de verhuurderheffing heeft grote impact op de sector (gehad) – maar de corporaties hebben volgens Ester één groot voordeel: zij kunnen altijd rekenen op inkomsten van huurders. ‘In de zorg is die zekerheid er op de lange termijn niet.’

Open houding 

Toch zouden corporaties en zorgorganisaties meer met elkaar kunnen samenwerken, stelt Ester, bijvoorbeeld om nieuwe woonvormen voor ouderen te ontwikkelen (zie kader). Dat begint met een open houding, ook van toezichthouders. ‘Onbekend maakt onbemind. Het is belangrijk om elkaars wereld te leren kennen. Organiseer bijvoorbeeld een themabijeenkomst, met bestuurders en toezichthouders van corporaties en zorgorganisaties in de regio. Als je elkaar kent en spreekt, ontstaat begrip. Dat is de eerste stap.’

Verder kijken dan eigen organisatie 

Ester, ook bestuurslid van de NVTZ, hoopt dat toezichthouders van corporaties verder kijken dan alleen het belang van de eigen organisatie. ‘We staan voor grote maatschappelijke opgaven, zoals de toenemende vergrijzing. Die kan je als corporatie niet alleen oplossen. Juist toezichthouders moeten niet direct afhaken als de businesscase van zorgvastgoed niet rondkomt. Zij moeten een extra afweging maken: wat kunnen wij bijdragen aan de maatschappelijke opgaven? Dat is de belangrijkste vraag.’

 
Rebelse initiatieven  in ouderenhuisvesting

Aan nieuwe woonvormen voor ouderen die tussen zelfstandig wonen en verpleegzorg in zitten, bestaat grote behoefte. De Haagse Hogeschool doet onderzoek naar initiatieven met een rebelse aanpak: bestuurders en ondernemers die het net even anders aanpakken en de dromen van de bewoners centraal stellen. De VTW en de NVTZ (toezichthouders zorg en welzijn) werken mee aan dit onderzoek. Onderdeel van het onderzoek is de participatie: hoe kom je samen met de ouderen tot nieuwe woonvormen? 
https://www.verantwoorderebellie.nl/

Hanneke Ester > Toezichthouder wonen en zorg

‘Leer elkaars werelden  beter kennen’

Volgens Hanneke Ester, toezichthouder bij woningcorporaties en een zorgorganisatie, zijn wonen en zorg op bestuurlijk niveau nog gescheiden werelden. Haar pleidooi? ‘Leer elkaars werelden beter kennen.’

Tijdens het gezamenlijk congres van Aedes en de VTW op 9 juni 2022 hield minister Hugo de Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) een bevlogen verhaal over de terugkeer naar de oorspronkelijke opdracht van de corporaties: de volkshuisvesting. Hij erkende dat de sector lange tijd aan de ketting lag. ‘We hebben zeven magere jaren achter de rug. Na de parlementaire enquête volgde een overreactie van politiek Den Haag. Ik snap de frustratie van bestuurders en toezichthouders die in de afgelopen jaren meer hadden willen doen. We moeten samen de volkshuisvesting in ere herstellen.’

Voor een volle zaal met bestuurders en toezichthouders nam De Jonge ook een voorschot op de nationale prestatieafspraken (zie kader). Samen met Aedes, de Woonbond en de VNG maakte de minister eind juni definitieve afspraken over de volkshuisvestelijke opgaven tot en met 2030. De lat ligt hoog: in totaal gaat het om de bouw van 900.000 woningen in twaalf provincies. De corporaties bouwen volgens de afspraken daarvan een groot deel: 250.000 sociale huurwoningen en 50.000 woningen in de middenhuur.

Hoe kijkt u terug op het congres?

‘De volkshuisvesting is weer terug. We gaan in de sector een spannende tijd tegemoet, ik vind het belangrijk dat bestuurders en toezichthouders samen op het congres waren. De bestuurder moet ingewikkelde besluiten nemen, maar je hebt de RvC ook nodig die een spiegel voor kan houden of juist als hitteschild kan fungeren. Ik proefde dat corporaties het heel fijn vinden om meer te kunnen investeren, om er weer voor huurders te kunnen zijn. Natuurlijk waren er kritische vragen, kan het allemaal wel, moeten we niet te veel. Tegelijkertijd erkende iedereen dat we echt samen aan de slag moeten.’

 


‘Samen de volkshuisvesting in ere herstellen’


 

U antwoordde op een vraag uit de zaal dat de prestatieafspraken reëel moeten zijn. Wat bedoelt u daar precies mee?

‘Het aantal sociale huurwoningen moet worden verdubbeld. Maar daarnaast moeten corporaties kijken naar betaalbaarheid en verduurzaming. We realiseren ons allemaal dat de opgave voor de sector heel groot is, ik erken dat het lastig kiezen is wat prioriteit heeft. De tegenwind komt ook van alle kanten. De gestegen bouwprijzen, de ingewikkelde en trage procedures voor vergunningen, bouwlocaties, en dan heb ik het stikstofdossier nog niet genoemd. We moeten niet op voorhand de lat lager leggen, 2,5 miljoen mensen in de sociale huursector rekenen op ons. Bij tegenwind moeten we juist harder trappen.’

Wat betekent dit voor de rol van de toezichthouder?

‘In de nasleep van de parlementaire enquête lagen corporaties, ook het toezicht, aan de ketting. Door toezicht op toezicht moesten corporaties erg binnen de lijntjes blijven. Dat was niet onbelangrijk, sommige excessen in de sector wil je niet terug. Die voorzichtigheid begrijp ik ook. Maar we kunnen niet meer op de rem staan. Ik wil jullie leden, de toezichthouders aanmoedigen om af en toe buiten de lijnen te kleuren, om te doen wat nodig is voor de volkshuisvesting.’

 


‘Ik hoop op RvC’s die  spannende besluiten durven te nemen’ 


Kunt u een voorbeeld geven?

‘Corporaties kunnen nieuwbouw versnellen met flexwoningen. Al is het wellicht onzeker waar je deze woningen op termijn kan herplaatsen, en wat dit betekent voor de afschrijvingstermijn. Met de rekenmachine op schoot zou je eerder aan de veilige kant gaan zitten. Je moet als toezichthouder af en toe risico kunnen nemen om het vliegwiel in beweging te zetten, op een verantwoorde manier.’

U neemt als minister van Volkshuis­vesting én Ruimtelijke Ordening de ­regie om te bepalen waar de woningen gebouwd worden. Hoe kan de ­toezichthouder van een corporatie nog een eigen afweging maken?

‘De belangrijkste zorg van corporaties is, met de afschaffing van de verhuurderheffing, niet meer het geld, maar krijgen we wel ruimte of locaties van de gemeente om te kunnen bouwen. Het is mijn taak om samen met provincies en gemeenten te kijken waar die ruimte zit. In elke gemeente moet 30 procent van de woningen sociale huur zijn. Als het nodig is, gaan we pressie op een gemeente zetten. Dat is juist waar corporaties om hebben gevraagd. Ze krijgen hiermee de wind in de rug. Ik hoop op RvC’s die ja zeggen om vaart te maken, die spannende besluiten durven te nemen. Omdat het nodig is.’

Wat gaan huurders merken van de Nationale prestatieafspraken?

‘Bij elke afspraak die je maakt, moet je weten voor wie je het doet: de huurder. Dus we hebben, naast Aedes, ook heel bewust met de Woonbond afspraken gemaakt. We hebben met de huurder aan tafel gezeten én de toekomstige huurder op het netvlies gehad. Dat betekent bijvoorbeeld dat we concrete afspraken hebben gemaakt over huurverlaging en verduurzaming, waardoor de huurder een lagere energierekening krijgt. De forse nieuwbouw is juist bedoeld voor de mensen die nu nog op de wachtlijst staan.’

Tot slot: de VTW bestaat 20 jaar.

‘Allereerst uiteraard hartelijk gefeliciteerd. Voor ik in deze sector aan de slag ging, kende ik de VTW niet, moet ik bekennen. Maar ik vind het mooi hoe de VTW de toezichthouders toerust om hun taak goed uit te voeren. De VTW loopt in vergelijking met andere sectoren zeker voorop. De vereniging heeft zeggenschap. Als je samen met Aedes een congres organiseert, de zaal zit vol, en iedereen die er toe doet is er, is dat heel belangrijk. Daarmee straal je als sector uit dat je je gezamenlijk verantwoordelijk voelt voor de kwaliteit van het toezicht en de prestaties voor de volkshuisvesting.’

Tekst: Lisette Vos, Foto’s: Mark Prins

 


Nationale prestatieafspraken

Samen met Aedes, de Woonbond en de VNG maakte de minister eind juni definitieve afspraken over de volkshuisvestelijke opgaven tot en met 2030. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2022/06/30/nationale-prestatieafspraken-woningcorporaties

 

Arrow-prev Arrow-next