Op 20 maart 2012 nam de Tweede Kamer de motie van CDA-kamerlid Bas Jan van Bochove over de instelling van een parlementaire enquête aan. De commissie onder voorzitterschap van Roland van Vliet (PVV, later onafhankelijk Kamerlid) richtte zich tijdens het onderzoek op het stelsel van woningcorporaties, het beheer ervan en het toezicht erop. Volgens de motie van Van Bochove was ‘laakbaar gedrag door het interne en externe toezicht onvoldoende en te laat onderkend’. De Tweede Kamer nam de motie unaniem aan, niet zonder reden. ‘Vestia was de aanleiding, maar er was al langer veel kritiek, ook op het intern toezicht. Met de verzelfstandigingsoperatie van Heerma (staatssecretaris Volkshuisvesting) in 1993 veranderde de bestaande bestuursstructuur van veel corporaties en kwamen deze op grotere afstand van de overheid. Corporaties gingen verder als stichting, toezichthouders kregen een andere rol, zij hielden op meer afstand toezicht op de bestuurder en de organisatie. Die nieuwe rol pakte in het begin niet iedereen goed op. Het vroeg om een andere, meer kritische houding,’ aldus Van Bochove.
De aanbevelingen van de parlementaire enquête lieten na 955 dagen en het horen van 58 getuigen aan duidelijkheid niets te wensen over. De corporaties moesten zich aan strengere gedragsregels houden (en fraude moest hard worden aangepakt), de governance moest versterkt worden (meer tegenkracht organiseren), inclusief de instelling van een onafhankelijk woonautoriteit, de corporaties moesten terug naar hun kerntaak en financiële risico’s moesten beter worden gespreid. Volgens Van Bochove, die na zijn Kamerlidmaatschap onder meer RvC-voorzitter bij Havensteder en bestuurslid van de VTW was, hebben nieuwe eisen de kwaliteit van de toezichthouders sterk verbeterd. Zo toetst de Autoriteit woningcorporaties met de invoering van de Woningwet in 2015 of een commissaris geschikt/betrouwbaar is voor een (her)benoeming. De VTW heeft daarnaast een grote rol gespeeld in de professionalisering van het intern toezicht, onder meer met de invoering van de verplichte PE-punten (Permanente Educatie). ‘Die strengere eisen waren mede het gevolg van de motie en de parlementaire enquête,’ blikt Van Bochove terug.
Als voorzitter van de Aedes-commissie die de evaluatie van de Woningwet uitvoerde, stelde Van Bochove onder meer dat corporaties zich niet langer alleen op de kerntaak moeten richten (sociale huur). De commissie stelde voor dat corporaties samen met hun lokale partners in hun werkgebied ook middeldure huurwoningen kunnen bouwen (van 700 tot 1000 euro). Dat standpunt onderschrijft Van Bochove nog steeds. ‘Particuliere beleggers zitten niet op dat segment te wachten. Dan kan je als corporatie niets doen, maar je kan ook je werkveld verbreden. Mensen maken de wijk. Gemengde wijken dragen bij aan de leefbaarheid.’ De ontwikkelingen in de maatschappij raken het werk van de toezichthouder, stelt Van Bochove. ‘Het maakt echt een verschil of je alleen sociale huur bouwt of je je als corporatie op een breder segment richt. Als toezichthouder moet je de kennis hebben om de goede afwegingen te kunnen maken.’
Van Bochove, ooit opgeleid als onderwijzer, heeft dan ook één boodschap aan de VTW en de leden: de ontwikkeling van de commissaris verdient blijvende aandacht. De VTW moet alert zijn op de actuele ontwikkelingen in de sector en het toezicht én het opleidingsaanbod daarop aanpassen. De RvC-leden moeten zich blijven ontwikkelen. Tijdens de jaarlijkse zelfevaluatie kunnen zij samen bespreken welke opleiding ze volgen. ‘Aan het toezicht worden terecht hoge eisen gesteld. Je moet scherp blijven. Zelfgenoegzaamheid is het ergste wat je kan overkomen.’
Bas Jan van Bochove > indiener motie voor parlementaire enquête > over kwaliteit toezicht
Bas Jan van Bochove heeft onder andere als CDA-kamerlid en voorzitter van de Aedes-commissie evaluatie Woningwet de ontwikkelingen in het intern toezicht op de voet gevolgd. Hij heeft een duidelijke boodschap aan de VTW en de leden: de professionalisering van de toezichthouder verdient blijvende aandacht.
Op 20 maart 2012 nam de Tweede Kamer de motie van CDA-kamerlid Bas Jan van Bochove over de instelling van een parlementaire enquête aan. De commissie onder voorzitterschap van Roland van Vliet (PVV, later onafhankelijk Kamerlid) richtte zich tijdens het onderzoek op het stelsel van woningcorporaties, het beheer ervan en het toezicht erop. Volgens de motie van Van Bochove was ‘laakbaar gedrag door het interne en externe toezicht onvoldoende en te laat onderkend’. De Tweede Kamer nam de motie unaniem aan, niet zonder reden. ‘Vestia was de aanleiding, maar er was al langer veel kritiek, ook op het intern toezicht. Met de verzelfstandigingsoperatie van Heerma (staatssecretaris Volkshuisvesting) in 1993 veranderde de bestaande bestuursstructuur van veel corporaties en kwamen deze op grotere afstand van de overheid. Corporaties gingen verder als stichting, toezichthouders kregen een andere rol, zij hielden op meer afstand toezicht op de bestuurder en de organisatie. Die nieuwe rol pakte in het begin niet iedereen goed op. Het vroeg om een andere, meer kritische houding,’ aldus Van Bochove.
De aanbevelingen van de parlementaire enquête lieten na 955 dagen en het horen van 58 getuigen aan duidelijkheid niets te wensen over. De corporaties moesten zich aan strengere gedragsregels houden (en fraude moest hard worden aangepakt), de governance moest versterkt worden (meer tegenkracht organiseren), inclusief de instelling van een onafhankelijk woonautoriteit, de corporaties moesten terug naar hun kerntaak en financiële risico’s moesten beter worden gespreid. Volgens Van Bochove, die na zijn Kamerlidmaatschap onder meer RvC-voorzitter bij Havensteder en bestuurslid van de VTW was, hebben nieuwe eisen de kwaliteit van de toezichthouders sterk verbeterd. Zo toetst de Autoriteit woningcorporaties met de invoering van de Woningwet in 2015 of een commissaris geschikt/betrouwbaar is voor een (her)benoeming. De VTW heeft daarnaast een grote rol gespeeld in de professionalisering van het intern toezicht, onder meer met de invoering van de verplichte PE-punten (Permanente Educatie). ‘Die strengere eisen waren mede het gevolg van de motie en de parlementaire enquête,’ blikt Van Bochove terug.
Als voorzitter van de Aedes-commissie die de evaluatie van de Woningwet uitvoerde, stelde Van Bochove onder meer dat corporaties zich niet langer alleen op de kerntaak moeten richten (sociale huur). De commissie stelde voor dat corporaties samen met hun lokale partners in hun werkgebied ook middeldure huurwoningen kunnen bouwen (van 700 tot 1000 euro). Dat standpunt onderschrijft Van Bochove nog steeds. ‘Particuliere beleggers zitten niet op dat segment te wachten. Dan kan je als corporatie niets doen, maar je kan ook je werkveld verbreden. Mensen maken de wijk. Gemengde wijken dragen bij aan de leefbaarheid.’ De ontwikkelingen in de maatschappij raken het werk van de toezichthouder, stelt Van Bochove. ‘Het maakt echt een verschil of je alleen sociale huur bouwt of je je als corporatie op een breder segment richt. Als toezichthouder moet je de kennis hebben om de goede afwegingen te kunnen maken.’
Van Bochove, ooit opgeleid als onderwijzer, heeft dan ook één boodschap aan de VTW en de leden: de ontwikkeling van de commissaris verdient blijvende aandacht. De VTW moet alert zijn op de actuele ontwikkelingen in de sector en het toezicht én het opleidingsaanbod daarop aanpassen. De RvC-leden moeten zich blijven ontwikkelen. Tijdens de jaarlijkse zelfevaluatie kunnen zij samen bespreken welke opleiding ze volgen. ‘Aan het toezicht worden terecht hoge eisen gesteld. Je moet scherp blijven. Zelfgenoegzaamheid is het ergste wat je kan overkomen.’