Guido van Woerkom (67) was van 2012 tot 2020 RvC-voorzitter van de Amsterdamse corporatie Ymere. Eerder was hij commissaris bij een waterleidingbedrijf en een hotelschool in Den Haag. Van Woerkom, tot 2014 directeur van de ANWB, kende de corporatiesector niet toen hij commissaris werd bij Ymere. De sector spreekt hem aan: hij zet zich graag in voor de volkshuisvesting, voor mensen die het niet vanzelfsprekend goed gaat. Als commissaris van Ymere moest hij direct vol aan de bak: de corporatie stond in 2013 onder verscherpt toezicht van het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting, omdat Ymere het vastgoed anders waardeerde dan toegestaan.
‘Tijdens een zelfevaluatie van de RvC Ymere spraken we over het belang van een netwerk in de Haagse politiek. In die periode kwam de vacature vrij. Als VTW-voorzitter kan je de belangen van het intern toezicht in Den Haag behartigen, dat was ook voor Ymere interessant. Het was bovendien het jaar na de invoering van de herziene Woningwet, het was een spannende tijd. Toezichthouders hebben een verantwoordelijkheid om de continuïteit van de organisatie te borgen. Als het goed gaat, krijgt de bestuurder schouderklopjes. Als het niet goed gaat, heeft de RvC niet goed op zitten letten. De kwaliteit van het intern toezicht moet op orde zijn. Daar wilde ik mij voor inzetten.’
‘Ik heb mij altijd afgevraagd of het nodig was dat het CFV zo streng ingreep. Ymere heeft nog steeds met de gevolgen te maken, omdat het bouwgrond moest verkopen. Maar het was een gegeven, dat heb ik Ymere ook gezegd. Het is belangrijk om een goede relatie met de externe toezichthouder te hebben. Mijn grootste angst was dat de corporatiesector de kant op zou gaan van de bankwereld. De Nederlandsche Bank (DNB) houdt zeer gedetailleerd en bureaucratisch toezicht op financiële instellingen. Met die regeldruk lekt alle energie weg, die energie kan je beter gebruiken om meer woningen te bouwen. Ik vind het daarom belangrijk om met de extern toezichthouder in gesprek te blijven, samen bijeenkomsten te organiseren. Dat doen we als VTW samen met de Aw.’
‘Bij Ymere merkte ik hoe de wet in de praktijk uitpakte. De regels waren wel heel streng. De Woningwet ging uit van gestold wantrouwen. Of dat terecht was? Tijdens de parlementaire enquête ging het over misstanden bij een handvol corporaties. De sector telde toen bijna 400 corporaties. Dus ik vind wel dat je zaken in perspectief moet zien. Ik denk dat de politiek vond dat de corporaties een te grote broek aan hadden, en dat de sector wel kleiner kon. De verhuurderheffing kwam daar ook uit voort. Ik heb later van ambtenaren gehoord dat het doel bereikt was. ‘We hebben ze op de knieën gekregen’, was de reactie.’
‘We wilden van gestold wantrouwen naar meer vertrouwen. Dat vertrouwen moesten we terugverdienen. De governance moet op orde zijn, dat is de basis. Dat de Governancecode een lidmaatschapseis van de VTW werd, vond ik een goede zaak. We moeten ons niet te veel laten afleiden door de regels. Toezicht met Passie gaat vooral over de vraag: waar zijn we toe op aarde? Ik heb steeds gezegd dat we als toezichthouders niet te voorzichtig met de financiële ratio’s van het WSW om moeten gaan. We zijn er om betaalbare woningen te bouwen. Daar moet het gesprek over gaan. We moeten niet op het geld van de huurder zitten.’
‘Dat toezichthouders chagrijnig waren, kan ik begrijpen. We hebben als VTW stevig ingezet op de lobby, met resultaten, zoals de markttoets die is opgeschort. Tegelijkertijd vind ik dat je je altijd moet afvragen wat je als RvC en als individueel RvC-lid zélf kan bijdragen. Dat kan op verschillende manieren. Door een goede profielschets op te stellen, door een divers team samen te stellen, door een goede relatie met de huurdersorganisatie op te bouwen, door opleidingen te volgen, door congressen te bezoeken, door te leren van praktijkvoorbeelden. Het is een optelsom. Het is hard werken. Doe het goede, en laat het zien. Be good and tell it.’
‘De fit & proper toets is een mooi voorbeeld. In het begin klaagden leden dat de toets van de Aw bij een benoeming of herbenoeming bureaucratisch was. De toets is aangepast, de Aw gaat niet meer standaard in gesprek met een (toekomstig) RvC-lid. De verantwoordelijkheid voor de weging van de kandidaat ligt meer bij de RvC zelf. Ik hoor nu niet meer dat een kandidaat is afgewezen of dat er gedoe is met de Aw over de toets.’
‘Onderzoek helpt om het intern toezicht verder te verbeteren. Je moet altijd bereid zijn naar je eigen functioneren te blijven kijken. Of dat nu in bestuurskamer is of in de samenwerking met lokale partners. De onderzoeken stimuleren ons om het goede gesprek te voeren over onze eigen rol. Heel belangrijk. Het is ook nooit klaar. De ontwikkelingen staan niet stil, in de sector niet, in de samenleving niet. Wat zijn de gevolgen voor onze rol als toezichthouder?’
‘We staan op een keerpunt. We komen uit een tijd dat we niet veel mochten, we hebben gebouwd aan vertrouwen, nu kijken we vooruit. We staan samen voor grote opgaven, van meer bouwen tot de verduurzaming. Eén van de adviezen van de denktank luidt dan ook: we moeten niet alleen naar de eigen opgaven kijken, maar naar hoe we samen de nationale opgave kunnen realiseren. Ik vind Vestia een mooi voorbeeld. Natuurlijk was de aanleiding niet mooi, maar we hebben als sector samen de verantwoordelijkheid genomen. Ook de VTW en de toezichthouders.’
‘Dat ligt voor mij voor de hand. Daar moet je als RvC permanent aandacht voor hebben. De huurder én de toekomstige huurder.’
‘Dat we weer een minister voor volkshuisvesting en ruimtelijke ordening hebben, is een goede zaak. Ruimtelijke ordening is de afgelopen tien, vijftien jaar verwaarloosd en is een cruciaal thema. Hoe kunnen we met de beperkte ruimte toch alle opgaven realiseren? Dat gaat niet alleen om meer woningen, maar ook om de infrastructuur. En we hebben voldoende grond nodig om te kunnen bouwen. Daarnaast speelt het stikstofdossier ons parten. Het Rijk moet hierin de regie pakken. Het is goed nieuws dat de verhuurderheffing verdwijnt. De minister verwacht meer van ons. We willen én kunnen leveren. Maar de minister moet dat ook.’
Guido van Woerkom > voorzitter 2016 - 2024
In het twintigjarig bestaan van de VTW hebben drie gekozen voorzitters aan het roer gestaan. Hoe kijken zij terug op de ontwikkelingen in het intern toezicht en in de vereniging? Als derde komt Guido van Woerkom aan het woord: hij is sinds 2016 voorzitter. Zijn termijn eindigt in 2024. Hij maakte het keerpunt in de sector mee: van strenge regels naar meer vertrouwen én meer leveren.
Guido van Woerkom (67) was van 2012 tot 2020 RvC-voorzitter van de Amsterdamse corporatie Ymere. Eerder was hij commissaris bij een waterleidingbedrijf en een hotelschool in Den Haag. Van Woerkom, tot 2014 directeur van de ANWB, kende de corporatiesector niet toen hij commissaris werd bij Ymere. De sector spreekt hem aan: hij zet zich graag in voor de volkshuisvesting, voor mensen die het niet vanzelfsprekend goed gaat. Als commissaris van Ymere moest hij direct vol aan de bak: de corporatie stond in 2013 onder verscherpt toezicht van het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting, omdat Ymere het vastgoed anders waardeerde dan toegestaan.
‘Tijdens een zelfevaluatie van de RvC Ymere spraken we over het belang van een netwerk in de Haagse politiek. In die periode kwam de vacature vrij. Als VTW-voorzitter kan je de belangen van het intern toezicht in Den Haag behartigen, dat was ook voor Ymere interessant. Het was bovendien het jaar na de invoering van de herziene Woningwet, het was een spannende tijd. Toezichthouders hebben een verantwoordelijkheid om de continuïteit van de organisatie te borgen. Als het goed gaat, krijgt de bestuurder schouderklopjes. Als het niet goed gaat, heeft de RvC niet goed op zitten letten. De kwaliteit van het intern toezicht moet op orde zijn. Daar wilde ik mij voor inzetten.’
‘Ik heb mij altijd afgevraagd of het nodig was dat het CFV zo streng ingreep. Ymere heeft nog steeds met de gevolgen te maken, omdat het bouwgrond moest verkopen. Maar het was een gegeven, dat heb ik Ymere ook gezegd. Het is belangrijk om een goede relatie met de externe toezichthouder te hebben. Mijn grootste angst was dat de corporatiesector de kant op zou gaan van de bankwereld. De Nederlandsche Bank (DNB) houdt zeer gedetailleerd en bureaucratisch toezicht op financiële instellingen. Met die regeldruk lekt alle energie weg, die energie kan je beter gebruiken om meer woningen te bouwen. Ik vind het daarom belangrijk om met de extern toezichthouder in gesprek te blijven, samen bijeenkomsten te organiseren. Dat doen we als VTW samen met de Aw.’
‘Bij Ymere merkte ik hoe de wet in de praktijk uitpakte. De regels waren wel heel streng. De Woningwet ging uit van gestold wantrouwen. Of dat terecht was? Tijdens de parlementaire enquête ging het over misstanden bij een handvol corporaties. De sector telde toen bijna 400 corporaties. Dus ik vind wel dat je zaken in perspectief moet zien. Ik denk dat de politiek vond dat de corporaties een te grote broek aan hadden, en dat de sector wel kleiner kon. De verhuurderheffing kwam daar ook uit voort. Ik heb later van ambtenaren gehoord dat het doel bereikt was. ‘We hebben ze op de knieën gekregen’, was de reactie.’
‘We wilden van gestold wantrouwen naar meer vertrouwen. Dat vertrouwen moesten we terugverdienen. De governance moet op orde zijn, dat is de basis. Dat de Governancecode een lidmaatschapseis van de VTW werd, vond ik een goede zaak. We moeten ons niet te veel laten afleiden door de regels. Toezicht met Passie gaat vooral over de vraag: waar zijn we toe op aarde? Ik heb steeds gezegd dat we als toezichthouders niet te voorzichtig met de financiële ratio’s van het WSW om moeten gaan. We zijn er om betaalbare woningen te bouwen. Daar moet het gesprek over gaan. We moeten niet op het geld van de huurder zitten.’
‘Dat toezichthouders chagrijnig waren, kan ik begrijpen. We hebben als VTW stevig ingezet op de lobby, met resultaten, zoals de markttoets die is opgeschort. Tegelijkertijd vind ik dat je je altijd moet afvragen wat je als RvC en als individueel RvC-lid zélf kan bijdragen. Dat kan op verschillende manieren. Door een goede profielschets op te stellen, door een divers team samen te stellen, door een goede relatie met de huurdersorganisatie op te bouwen, door opleidingen te volgen, door congressen te bezoeken, door te leren van praktijkvoorbeelden. Het is een optelsom. Het is hard werken. Doe het goede, en laat het zien. Be good and tell it.’
‘De fit & proper toets is een mooi voorbeeld. In het begin klaagden leden dat de toets van de Aw bij een benoeming of herbenoeming bureaucratisch was. De toets is aangepast, de Aw gaat niet meer standaard in gesprek met een (toekomstig) RvC-lid. De verantwoordelijkheid voor de weging van de kandidaat ligt meer bij de RvC zelf. Ik hoor nu niet meer dat een kandidaat is afgewezen of dat er gedoe is met de Aw over de toets.’
‘Onderzoek helpt om het intern toezicht verder te verbeteren. Je moet altijd bereid zijn naar je eigen functioneren te blijven kijken. Of dat nu in bestuurskamer is of in de samenwerking met lokale partners. De onderzoeken stimuleren ons om het goede gesprek te voeren over onze eigen rol. Heel belangrijk. Het is ook nooit klaar. De ontwikkelingen staan niet stil, in de sector niet, in de samenleving niet. Wat zijn de gevolgen voor onze rol als toezichthouder?’
‘We staan op een keerpunt. We komen uit een tijd dat we niet veel mochten, we hebben gebouwd aan vertrouwen, nu kijken we vooruit. We staan samen voor grote opgaven, van meer bouwen tot de verduurzaming. Eén van de adviezen van de denktank luidt dan ook: we moeten niet alleen naar de eigen opgaven kijken, maar naar hoe we samen de nationale opgave kunnen realiseren. Ik vind Vestia een mooi voorbeeld. Natuurlijk was de aanleiding niet mooi, maar we hebben als sector samen de verantwoordelijkheid genomen. Ook de VTW en de toezichthouders.’
‘Dat ligt voor mij voor de hand. Daar moet je als RvC permanent aandacht voor hebben. De huurder én de toekomstige huurder.’
‘Dat we weer een minister voor volkshuisvesting en ruimtelijke ordening hebben, is een goede zaak. Ruimtelijke ordening is de afgelopen tien, vijftien jaar verwaarloosd en is een cruciaal thema. Hoe kunnen we met de beperkte ruimte toch alle opgaven realiseren? Dat gaat niet alleen om meer woningen, maar ook om de infrastructuur. En we hebben voldoende grond nodig om te kunnen bouwen. Daarnaast speelt het stikstofdossier ons parten. Het Rijk moet hierin de regie pakken. Het is goed nieuws dat de verhuurderheffing verdwijnt. De minister verwacht meer van ons. We willen én kunnen leveren. Maar de minister moet dat ook.’