‘Een corporatie kan voor een lekkende kraan een standaardprocedure opstellen om de huurder te helpen als dat nodig is. Bij complexe problemen, bijvoorbeeld als een huurder met een psychische stoornis dreigt te worden uitgezet vanwege een te hoge huurschuld, werkt deze aanpak niet. Een corporatie kan alleen besluiten om de huurder wel of niet uit te zetten. Maar een uitzetting kost veel geld én je lost daarmee het probleem niet op. Vaak speelt er meer, dan heb je andere partners nodig om tot een oplossing te komen.’ Patrick Kenis, organisatiewetenschapper, stelt dat de klassieke soevereine organisatie in de veranderende samenleving niet meer volstaat. Ook corporaties moeten meer samenwerken, stelt hij, maar anders dan voorheen. In een organisatienetwerk gaat het niet om één op één samenwerking met stakeholders, maar om een web van partners die de bewoners centraal stellen en die over hun schaduw heen stappen. ‘Als je alleen bilateraal met andere organisaties samenwerkt, heeft bij een complexe situatie niemand het overzicht van wat er speelt.’ Iedereen kent het voorbeeld uit de zorg, waarbij tientallen hulpverleners over de vloer komen bij een gezin dat meerdere problemen heeft. Elke instantie doet precies wat gevraagd wordt, en verricht doorgaans goed werk, alleen: niemand heeft het overzicht.
Het lokale netwerk Bossche Bond, waar onder meer de corporaties Zayaz en Brabant Wonen onderdeel van uitmaken, vindt hij een sprekend voorbeeld van hoe het wél kan. Uit onderzoek in 2012 bleek dat 1 op de 3 bewoners in 2018 te hoge woonlasten zou hebben als het beleid niet zou veranderen. ‘Dat gaf een schokeffect. Partijen besloten om dit maatschappelijke probleem aan te pakken. Hoe kan je samen voorkomen dat huurachterstand te hoog oploopt en dat uitzetting dreigt?’ Dat vraagt om creatieve oplossingen, stelt Kenis. De Bossche Bond beheert als vereniging een fonds voor noodgevallen. Alle partners hebben 5000 euro in het fonds gestort. ‘Dit is een idee van een briljante geest. Als een gezin in financiële nood verkeert, kan een klein bedrag net helpen. Er is geen discussie over wie dat moet betalen. Het belang van de huurder wordt boven het belang van de organisatie geplaatst.’
Kenis weet dat de praktijk van de organisatienetwerken echter niet eenvoudig is. Uit onderzoek blijkt dat 80 procent faalt in de aanpak. Dat komt vooral doordat organisaties hun soevereiniteit niet willen of kunnen loslaten. ‘Iedere organisatie heeft eigen protocollen, doelstellingen en budgetten. Bij een collectieve aanpak is niet altijd duidelijk waar de verantwoordelijkheid ophoudt en begint, en wie betaalt dan? Je moet erkennen dat je als organisatie niet meer in control bent, maar onderdeel van het brede verhaal.’ Kenis maakt de vergelijking met de hoogoplopende discussies over de Brexit. ‘Veel Britten willen uit de Europese Unie, omdat ze vinden dat Europa te veel over hun beslist, en dat ze geen zicht hebben op hoe de besluiten worden genomen. Ze willen hun soevereiniteit niet opgeven.’
Ook bij toezichthouders roept het organisatienetwerk soms twijfels op. Zij zijn immers juridisch aansprakelijk. Hoe werkt dat in de praktijk als niet duidelijk is welke organisatie verantwoordelijk is? Daarnaast moeten ze erop toezien dat het lokale netwerk voldoende resultaat (economische waarde) oplevert. Hoe weten we als organisatienetwerk dat we goed bezig zijn? ‘Dat zijn terechte vragen. De eerste stap is dat we erkennen dat we er iets mee moeten, ook in het toezicht.’
Tilburg Institute of Governance heeft – in samenwerking met de VTW – bij de Nationale Wetenschapsagenda een voorstel voor onderzoek naar de governance van lokale netwerken ingediend. Welke instrumenten zijn bijvoorbeeld nodig om professioneel toezicht te houden op lokale netwerken? De aanvraag is in behandeling: eind oktober is de uitslag van de eerste voorronde bekend. www.wetenschapsagenda.nl/
Tilburg Institute of Governance heeft – in overleg met de VTW – bij de Nationale Wetenschapsagenda een voorstel ingediend voor onderzoek naar de governance van lokale netwerken (zie kader). Volgens Kenis vraagt het organisatienetwerk om een andere vorm van toezicht dan de klassieke organisatie. De RvC moet bijvoorbeeld over informatie beschikken om het werk van de corporatie te kunnen beoordelen en toezicht te houden. ‘Maar wie levert de informatie vanuit het netwerk, waarin verschillende partners samenwerken?’ Volgens Kenis is bovendien een omslag nodig in het denken van toezichthouders. Waar de RvC van een corporatie vooral druk is om risico’s te managen, zou de RvC meer kansen moeten managen. Welke mogelijkheden zijn er om samen met lokale partners de meerwaarde voor de bewoner centraal te stellen? Welke partners hebben we daarvoor nodig? ‘Dat zijn vragen die de RvC aan de bestuurder kan stellen.’
Kenis constateert dat organisaties zich steeds meer beperken tot de kerntaken, zoals ook voor corporaties in de Woningwet is vastgelegd, terwijl problemen in de samenleving juist steeds complexer worden. Dat maakt de aanpak om problemen gezamenlijk op te lossen er niet eenvoudiger op. Organisatienetwerken zijn echter de toekomst, zoals Kenis schrijft in zijn recent bij uitgever Pelckmans Pro verschenen boek. ‘Het is niet gemakkelijk, maar wel steeds vaker noodzakelijk. Want alleen red je het niet om complexe problemen van huurders en de buurt op te lossen.’
‘Een corporatie kan voor een lekkende kraan een standaardprocedure opstellen om de huurder te helpen als dat nodig is. Bij complexe problemen, bijvoorbeeld als een huurder met een psychische stoornis dreigt te worden uitgezet vanwege een te hoge huurschuld, werkt deze aanpak niet. Een corporatie kan alleen besluiten om de huurder wel of niet uit te zetten. Maar een uitzetting kost veel geld én je lost daarmee het probleem niet op. Vaak speelt er meer, dan heb je andere partners nodig om tot een oplossing te komen.’ Patrick Kenis, organisatiewetenschapper, stelt dat de klassieke soevereine organisatie in de veranderende samenleving niet meer volstaat. Ook corporaties moeten meer samenwerken, stelt hij, maar anders dan voorheen. In een organisatienetwerk gaat het niet om één op één samenwerking met stakeholders, maar om een web van partners die de bewoners centraal stellen en die over hun schaduw heen stappen. ‘Als je alleen bilateraal met andere organisaties samenwerkt, heeft bij een complexe situatie niemand het overzicht van wat er speelt.’ Iedereen kent het voorbeeld uit de zorg, waarbij tientallen hulpverleners over de vloer komen bij een gezin dat meerdere problemen heeft. Elke instantie doet precies wat gevraagd wordt, en verricht doorgaans goed werk, alleen: niemand heeft het overzicht.
Het lokale netwerk Bossche Bond, waar onder meer de corporaties Zayaz en Brabant Wonen onderdeel van uitmaken, vindt hij een sprekend voorbeeld van hoe het wél kan. Uit onderzoek in 2012 bleek dat 1 op de 3 bewoners in 2018 te hoge woonlasten zou hebben als het beleid niet zou veranderen. ‘Dat gaf een schokeffect. Partijen besloten om dit maatschappelijke probleem aan te pakken. Hoe kan je samen voorkomen dat huurachterstand te hoog oploopt en dat uitzetting dreigt?’ Dat vraagt om creatieve oplossingen, stelt Kenis. De Bossche Bond beheert als vereniging een fonds voor noodgevallen. Alle partners hebben 5000 euro in het fonds gestort. ‘Dit is een idee van een briljante geest. Als een gezin in financiële nood verkeert, kan een klein bedrag net helpen. Er is geen discussie over wie dat moet betalen. Het belang van de huurder wordt boven het belang van de organisatie geplaatst.’
Kenis weet dat de praktijk van de organisatienetwerken echter niet eenvoudig is. Uit onderzoek blijkt dat 80 procent faalt in de aanpak. Dat komt vooral doordat organisaties hun soevereiniteit niet willen of kunnen loslaten. ‘Iedere organisatie heeft eigen protocollen, doelstellingen en budgetten. Bij een collectieve aanpak is niet altijd duidelijk waar de verantwoordelijkheid ophoudt en begint, en wie betaalt dan? Je moet erkennen dat je als organisatie niet meer in control bent, maar onderdeel van het brede verhaal.’ Kenis maakt de vergelijking met de hoogoplopende discussies over de Brexit. ‘Veel Britten willen uit de Europese Unie, omdat ze vinden dat Europa te veel over hun beslist, en dat ze geen zicht hebben op hoe de besluiten worden genomen. Ze willen hun soevereiniteit niet opgeven.’
Ook bij toezichthouders roept het organisatienetwerk soms twijfels op. Zij zijn immers juridisch aansprakelijk. Hoe werkt dat in de praktijk als niet duidelijk is welke organisatie verantwoordelijk is? Daarnaast moeten ze erop toezien dat het lokale netwerk voldoende resultaat (economische waarde) oplevert. Hoe weten we als organisatienetwerk dat we goed bezig zijn? ‘Dat zijn terechte vragen. De eerste stap is dat we erkennen dat we er iets mee moeten, ook in het toezicht.’
Tilburg Institute of Governance heeft – in samenwerking met de VTW – bij de Nationale Wetenschapsagenda een voorstel voor onderzoek naar de governance van lokale netwerken ingediend. Welke instrumenten zijn bijvoorbeeld nodig om professioneel toezicht te houden op lokale netwerken? De aanvraag is in behandeling: eind oktober is de uitslag van de eerste voorronde bekend. www.wetenschapsagenda.nl/
Tilburg Institute of Governance heeft – in overleg met de VTW – bij de Nationale Wetenschapsagenda een voorstel ingediend voor onderzoek naar de governance van lokale netwerken (zie kader). Volgens Kenis vraagt het organisatienetwerk om een andere vorm van toezicht dan de klassieke organisatie. De RvC moet bijvoorbeeld over informatie beschikken om het werk van de corporatie te kunnen beoordelen en toezicht te houden. ‘Maar wie levert de informatie vanuit het netwerk, waarin verschillende partners samenwerken?’ Volgens Kenis is bovendien een omslag nodig in het denken van toezichthouders. Waar de RvC van een corporatie vooral druk is om risico’s te managen, zou de RvC meer kansen moeten managen. Welke mogelijkheden zijn er om samen met lokale partners de meerwaarde voor de bewoner centraal te stellen? Welke partners hebben we daarvoor nodig? ‘Dat zijn vragen die de RvC aan de bestuurder kan stellen.’>
Kenis constateert dat organisaties zich steeds meer beperken tot de kerntaken, zoals ook voor corporaties in de Woningwet is vastgelegd, terwijl problemen in de samenleving juist steeds complexer worden. Dat maakt de aanpak om problemen gezamenlijk op te lossen er niet eenvoudiger op. Organisatienetwerken zijn echter de toekomst, zoals Kenis schrijft in zijn recent bij uitgever Pelckmans Pro verschenen boek. ‘Het is niet gemakkelijk, maar wel steeds vaker noodzakelijk. Want alleen red je het niet om complexe problemen van huurders en de buurt op te lossen.’