Woningcorporaties willen inzicht hebben in de risico’s die ze lopen en willen deze risico’s beheersen om de doelstellingen te kunnen realiseren. Vanuit de Governancecode wordt het hebben van beleid op het interne risicobeheersing- en controlesysteem voorgeschreven. Principe 5 uit de Governancecode, “Bestuur en RvC beheersen de risico’s verbonden aan de activiteiten”, is daarbij het leidend kader.
Risico wordt gedefinieerd als een onverwachte gebeurtenis die effect heeft op het bereiken van de doelstellingen. Risico bestaat uit een kans dat deze onverwachte gebeurtenis zich voordoet en de impact die dan ontstaat. Risico’s kunnen als volgt worden ingedeeld:
Deze indeling in risico’s wordt gebruikt om beter invulling te geven aan de beheersing van risico’s. Externe risico’s kennen een andere beheersingsstrategie dan te voorkomen risico’s. Te voorkomen risico’s bevinden zich in de directe invloedssfeer. Woningcorporaties kunnen direct invloed uitoefenen op de gevolgen van deze risico’s door aanpassing van de werkprocessen of uitvoeringsplannen. Op interne risico’s zijn over het algemeen beheersmaatregelen te nemen aan de hand van een kosten-/batenafweging. Beheersmaatregelen mogen immers niet duurder zijn dan het risico zelf. Het kenmerk van externe risico’s is dat de oorzaak zich veelal buiten de invloedssfeer bevindt. Voorbeelden zijn maatschappelijke ontwikkelingen en regelgeving die tot extra kosten kunnen leiden, zoals bijvoorbeeld de verhuurdersheffing.
Risicomanagement behelst zowel structuur als cultuur. Gedrag en houding van bestuur, leidinggevenden en medewerkers ten aanzien van risicobewustzijn, is fundamenteel. Dit geldt uiteraard ook voor het gedrag en de houding van de leden van de RvC. Een risicomanagementproces dat onvoldoende aandacht besteedt aan de menselijke factor is gedoemd te mislukken. Corporaties dienen ook te sturen op de volgende beheermaatregelen:
Het risicobewustzijn wordt vooral versterkt door facetten van risicomanagement bespreekbaar te maken en te houden. De controller binnen de organisatie vervult hierin een leidende rol en kan fungeren als ambassadeur van risicomanagement.
Casussen van de afgelopen tijd laten steeds meer zien dat alleen ‘zichtbare beheersingsmaatregelen’ niet leiden tot gewenst gedrag. Sterker nog, focus louter op deze beheersingsmaatregelen kan leiden tot ongewenst gedrag om te voldoen aan deze beheersingsmaatregelen. Een berucht voorbeeld hiervan is de blinde paraaf op een factuur.
Een soft control is een niet-tastbare beheersingsmaatregel die beoogt gewenst gedrag te stimuleren (of juist ongewenst gedrag te ontmoedigen). Muel Kaptein4
heeft een model ontwikkeld met acht basis soft controls die zijn onder te verdelen in een drietal categorieën:
Preventieve soft controls zijn er op gericht om het gedrag van medewerkers op een positieve manier te beïnvloeden. Voorbeelden hiervan zijn duidelijke communicatie over ongewenst en bovenal gewenst gedrag en betrokkenheid van de medewerkers bij de doelstellingen van de organisatie. Richtlijnen die hiermee te maken hebben zijn huisregels, integriteitsbeleid en een klokkenluidersregeling.
Detectieve soft controls zijn er op gericht om het handelen van medewerkers en de gevolgen van het handelen waarneembaar te maken binnen de organisatie. Voorbeelden hiervan zijn het bespreken van morele kwesties zodat medewerkers van elkaar kunnen leren en weten wat er van hen verwacht wordt en hierop hun gedrag kunnen aanpassen.
Correctieve soft controls zijn er op gericht om medewerkers aan te spreken op (ongewenst) gedrag. Bijvoorbeeld door ruimte voor (360-graden)feedback en het belonen van gewenst gedrag en het bestraffen van ongewenst gedrag.
4 Hoogleraar Business Ethics and Integrity management aan de Erasmus Universiteit