9

Enkele andere fiscale aandachtspunten

Hierna schetsen wij enkele andere fiscale aandachtspunten die relevant zijn om kennis van te nemen.

Vennootschapsbelasting

Wijziging verliesverrekening

Sinds het boekjaar 2022 zijn verliezen in de vennootschapsbelasting die zijn geleden vanaf het jaar 2013 onbeperkt voorwaarts verrekenbaar. Daartegenover staat dat vanaf 1 januari 2022 de in een jaar verrekenbare verliezen tot een bedrag van € 1 miljoen volledig verrekenbaar zijn en boven de € 1 miljoen slechts verrekenbaar is met 50% van de resterende belastbare winst van het betreffende jaar.

Doordat de omvang van de verliesverrekening in enig belastingjaar beperkt is, zal deze wijziging feitelijk tot gevolg hebben dat er bij belastbare winsten van meer dan € 1 miljoen vanaf het jaar 2022 vennootschapsbelasting verschuldigd zijn.

(ATAD-)renteaftrekbeperking

Sinds 1 januari 2019 is in de vennootschapsbelasting een nieuwe renteaftrekbeperking van toepassing. Hoewel de achtergrond van deze renteaftrekbeperking gelegen is in Europese anti-misbruikwetgeving, heeft deze regeling voor veel woningcorporaties een negatieve impact. Vanaf 1 januari 2022 is de maatregel verder aangescherpt.

De regeling houdt kort gezegd in dat er jaarlijks maximaal 20% (tot 2022 30%) van de gecorrigeerde fiscale winst (ook wel: fiscale EBITDA) aan ruimte is om rente fiscaal in aftrek te brengen. Wel is er een regeling opgenomen die inhoudt dat er minimaal € 1 miljoen aan rentelasten in aftrek kan worden gebracht. Rente die in enig jaar in aftrek is beperkt, kan op basis van de huidige regels onbeperkt worden voortgewenteld naar toekomstige jaren. Indien in een toekomstig jaar 20% van de gecorrigeerde fiscale winst hoger is dan het totaal aan rentesaldo in dat jaar, is er ruimte om een deel van de voortgewentelde rente alsnog in aanmerking te nemen. In zoverre is er sprake van een verschuiving van rentelasten over de jaren heen.

Veel woningcorporaties zien echter jaarlijks een deel van de rentelasten in aftrek beperkt worden en daarmee het saldo aan voortgewentelde rente oplopen. In geval van forse investeringen is het dan ook raadzaam om ook de effecten op de vennootschapsbelastingpositie in ogenschouw te nemen.

Fiscale onderhoudsvoorziening

Bij veel woningcorporaties wordt nagedacht over de vorming van een fiscale onderhoudsvoorziening in de aangifte vennootschapsbelasting. Door middel van de fiscale onderhoudsvoorziening kunnen de toekomstige onderhoudsuitgaven voor een bepaalde planningshorizon (doorgaans tussen de 10 en 50 jaar) in één keer ten laste van het fiscaal resultaat worden gebracht. Hiermee kan uitstel van belastingheffing worden gerealiseerd.

In de praktijk bestaat veel discussie met de Belastingdienst over de voorwaarden waaronder de fiscale onderhoudsvoorziening kan worden gevormd. Hier worden ook diverse gerechtelijke procedures over gevoerd door verschillende woningcorporaties. Sinds kort worden er in de praktijk, tegen specifieke voorwaarden, vaststellingsovereenkomsten gesloten tussen woningcorporaties en de Belastingdienst over het vormen van een onderhoudsvoorziening met een beperkte omvang.

Voor veel woningcorporaties komt de vraag op of de fiscale onderhoudsvoorziening in het boekjaar 2018 (in de aangifte of in bezwaar tegen de definitieve aanslag) zal worden verantwoord. De reden hiervoor is dat dit het laatste jaar is dat de (ATAD-)renteaftrekbeperking nog niet van toepassing is. Indien de fiscale onderhoudsvoorziening in een later jaar wordt gevormd, dan heeft de dotatie aan de fiscale onderhoudsvoorziening een negatieve invloed op de gecorrigeerde fiscale winst en leidt dat mogelijk tot een (al dan niet) tijdelijke renteaftrekbeperking. Aangezien de fiscale onderhoudsvoorziening veelal om grote bedragen gaat zijn de belangen en risico’s groot.

Relevante algemene vennootschapsbelastingvragen

  1. Wat is de impact van de (ATAD-)renteaftrekbeperking en op welke wijze wordt dit meegenomen bij investeringsbesluiten?
  2. Is er overleg geweest met de Belastingdienst inzake de fiscale onderhoudsvoorziening?

Btw

Algemene btw-positie van woningcorporaties

Er bestaat alleen recht op aftrek van btw indien en voor zover een woningcorporatie btw-belaste prestaties verricht (bijvoorbeeld voor serviceabonnementen of de btw-belaste verhuur van zonnepanelen). Een woningcorporatie die btw-vrijgestelde prestaties verricht heeft dan ook geen recht op aftrek van btw voor zover deze btw toerekenbaar is aan btw-vrijgestelde prestaties (zoals de verhuur van de woning). Een woningcorporatie heeft zowel btw-belaste als btw-vrijgestelde prestaties. Daarom heeft uw woningcorporatie ook deels recht op aftrek van btw. Dit is de zogenoemde pro rata aftrek op de algemene kosten. Onder deze algemene kosten vallen bijvoorbeeld gemaakte investeringen die zowel betrekking hebben op btw-belaste als vrijgestelde prestaties (eigen kantoor, IT etc). Voor btw op investeringen die betrekking hebben op bepaalde roerende zaken en alle onroerende zaken gelden bijzondere herzieningsregels. Het gebruik van deze zaken dient nauwkeuring te worden bijgehouden.

Het recht van aftrek van btw op de algemene kosten wordt berekend op basis van een verdeelsleutel. Deze verdeelsleutel is in beginsel gebaseerd op de omzetverhouding. De splitsing op basis van de behaalde omzet gaat als volgt. Eerst wordt de verhouding bepaald tussen de omzet met aftrekrecht (belaste omzet) en de totale omzet. Onder ‘omzet’ wordt verstaan het totaal van de vergoedingen, ofwel de omzet exclusief omzetbelasting. Deze berekening dient jaarlijks te worden gemaakt.

Nadere informatie met betrekking tot het recht van aftrek van voorbelasting is de vinden via deze link: https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/
belastingdienst/zakelijk/btw/btw_aftrekken/belaste_en_vrijgestelde_omzet/
.

Eisen btw-administratie

Voor woningcorporaties geldt een algemene administratieplicht. Daarnaast zijn voor de omzetbelasting administratieve eisen gesteld, zoals een degelijke facturenadministratie.

Met de toenemende digitalisering ziet de Belastingdienst steeds strikter op de naleving van een juiste en inzichtelijke vastlegging van de (financiële) administratie. Een van de vereisten voor het recht op aftrek van btw is dat de woningcorporatie een correcte btw-administratie voert waaruit duidelijk blijkt hoeveel btw is verschuldigd en hoeveel btw kan worden teruggevraagd. Hierbij is het van belang dat zowel de uitgaande als de ontvangen facturen voldoen aan bepaalde wettelijke voorschriften en dat tevens de btw op deze facturen apart in de administratie wordt geboekt en bijgehouden.

Om het recht op aftrek van voorbelasting goed te waarborgen is een degelijke btw-administratie dus van groot belang. Volledigheidshalve merken wij op dat de administratieve bescheiden die betrekking hebben op onroerende zaken moeten worden bewaard gedurende negen jaar volgende op het jaar waarin de ondernemer de onroerende zaak is gaan gebruiken. Deze langere bewaartermijn hangt onder meer samen met de voor onroerende zaken geldende herzieningstermijn.

Relevante fiscale vragen

  1. Is de btw-administratie van de woningcorporatie compliant met de geldende btw-regelgeving? In hoeverre is het primaire IT-systeem ondersteunend hieraan?
  2. Hoe gaat de woningcorporatie om met de toepassing van de (fiscale) ketenaansprakelijkheid. Is hier beleid voor binnen de woningcorporatie?

Toepassing ketenaansprakelijkheid

In een aantal gevallen wordt de btw niet bij de leverancier, maar bij de afnemer geheven. Dit om mogelijke fraude met btw te voorkomen. In de praktijk wordt meestal gesproken van de verleggingsregeling in de bouw. Veel begrippen in de verleggingsregeling – zoals aannemer, onderaannemer en eigenbouwer – komen ook voor in de regeling voor de ketenaansprakelijkheid die geldt voor de loonheffingen. Ondanks deze overeenkomsten zijn de verleggingsregeling en de ketenaansprakelijkheid geheel verschillende regelingen. Om dergelijke aansprakelijkheid, voor zowel de omzetbelasting als loonheffingen, te voorkomen is een goede monitoring met betrekking tot kwalificaties als aannemer, onderaannemer en eigen­bouwer geadviseerd.

Meer informatie met betrekking tot de verleggingsregeling in het kader van onderaanneming is beschikbaar via deze link https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/
belastingdienst/zakelijk/btw/btw_berekenen_aan_uw_klanten/
waarover_btw_berekenen/verleggingsregeling/wanneer_btw_verleggen/
bij_onderaanneming_en_personeel_uitlenen/verlegging_bij_
onderaanneming_en_personeel_uitlenen
.

Voor nadere informatie over de aansprakelijkheid ten aanzien van loonheffingen in het kader van ketenaansprakelijkheid verwijzen wij graag naar de volgende link https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/
belastingdienst/zakelijk/aangifte_betalen_en_toezicht/
aansprakelijkheid/ketenaansprakelijkheid/ketenaansprakelijkheid
.

Loonheffingen

Inhuur van derden / zzp’ers

Indien een persoon werkzaamheden in dienstbetrekking verricht voor de ­woningcorporatie, is de woningcorporatie als werkgever verplicht loonheffing in te houden op de betaling en deze loonheffing samen met de premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (samen de loonheffingen genoemd) af te dragen aan de Belastingdienst.

Indien de woningcorporatie ten onrechte een arbeidsrelatie niet als dienstbetrekking behandelt en de Belastingdienst achteraf aannemelijk kan maken dat er sprake is van een dienstbetrekking, bestaat het financiële risico in het meest slechte scenario uit de toepassing van het anoniementarief en dat de loonbetalingen als netto loonbetalingen worden aangemerkt. Dit betekent dat de woningcorporaties circa 108,3% aan loonheffing en circa 20% aan premies werknemersverzekeringen verschuldigd is over de aan zzp’ers uitbetaalde bedragen (excl. boete en heffingsrente). De Belastingdienst kan een naheffingsaanslag opleggen voor het lopende jaar en de afgelopen vijf jaren. Daarnaast bestaat het risico dat SPW nog ­pensioenpremies zou willen verhalen.

De woningcorporatie ontkomt aan dit risico door te bewijzen dat de werkzaam­heden niet in dienstbetrekking zijn verricht. Zeker naarmate de werkzaamheden dichter bij de reguliere werkzaamheden komen die ook in dienstbetrekking door werknemers van de woningcorporatie worden uitgevoerd, is dit lastig(er).

Wet Deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wdba)

Met de invoering van de Wdba per 1 mei 2016 kan worden gewerkt met ‘modelovereenkomsten’. Iedere opdrachtgever heeft de mogelijkheid om een overeenkomst van opdracht op te stellen waarmee zij wil werken met de zelfstandige. Deze kan aan de Belastingdienst worden voorgelegd ter (fiscale) beoordeling of er op basis van deze overeenkomst geen sprake is van een arbeidsovereenkomst en daarmee een dienstbetrekking. Als de voorgelegde overeenkomst is goedgekeurd door de Belastingdienst (geen dienstbetrekking), is de woningcorporatie in principe gevrijwaard van het inhouden en/of afdragen van loonheffingen, mits er in de praktijk ook daadwerkelijk volgens die overeenkomst wordt gewerkt. Tevens heeft de Belastingdienst een aantal goedgekeurde modelovereenkomsten op de website (www.belastingdienst.nl/dba) geplaatst. Let wel, elke modelovereenkomst kent een zekere goedkeuringstermijn.

Beoordeling dienstbetrekking

Er zijn verschillende soorten arbeidsrelaties met elk zijn eigen kenmerken. In de praktijk dient per arbeidsrelatie te worden beoordeeld welke situatie van toepassing is. Het is de vraag of de persoon daadwerkelijk als zzp’er werkzaamheden verricht via een overeenkomst van opdracht, of dat er gezien de feiten en omstandigheden waaronder wordt of zal worden gewerkt, toch sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking. Voor de loonheffingen is er sprake van een dienstbetrekking als cumulatief aan de volgende drie criteria is voldaan:

  • er bestaat een verplichting om de arbeid persoonlijk te verrichten;
  • de woningcorporatie is verplicht om voor die arbeid een vergoeding te betalen;
  • de woningcorporatie heeft de mogelijkheid om gezag uit te oefenen over de verrichte werkzaamheden.

Voor de vraag of sprake is van een dienstbetrekking is niet zozeer van belang hoe partijen hun overeenkomst noemen en/of wat partijen willen of beogen. De feitelijke situatie is doorslaggevend. Voor de beoordeling van de arbeidsrelatie dienen alle feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang te worden beoordeeld.

Dit dient niet alleen bij de aanvang van de opdracht te worden beoordeeld, maar ook tijdens de uitvoering van de werkzaamheden. Daarnaast zijn er nog enkele arbeidsverhoudingen bij fictie aangemerkt als een dienstbetrekking, die overigens (deels) kunnen worden uitgesloten in de overeenkomst van opdracht. Denk daarbij aan de fictie voor gelijkgestelden en thuiswerkers. We gaan daar nu niet verder op in.

Webmodule

Voor de beoordeling van de arbeidsrelatie kan voorts gebruik worden gemaakt van de zogenoemde webmodule. Deze webmodule heeft dus als doel om duidelijkheid te geven over de kwalificatie van de arbeidsrelatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. Met andere woorden, is er (waarschijnlijk) sprake van een zzp’er of is er een risico op een (fictieve) dienstbetrekking voor de loonheffingen.

Sinds 11 januari 2021 staat de webmodule van de overheid online en is gedurende een half jaar een pilot gedraaid met deze webmodule en heeft een evaluatie plaatsgevonden van de geboekte resultaten. Uit deze evaluatie kwam onder andere naar voren dat de vragenlijst van de webmodule ten minste 47 keer door een woningcorporatie is ingevuld. De uitkomsten hieruit kunnen als volgt worden samen­gevat:

  • in 44,68% van de gevallen is sprake van een indicatie (fictieve) dienstbetrekking;
  • in 29,79% van de gevallen geen oordeel mogelijk; en
  • in 25,53% van de gevallen is sprake van een indicatie buiten (fictieve) dienstbetrekking.

Met andere woorden, komt deze uitkomst bijna overeen met de verwachting vooraf dat circa in de helft van de gevallen waarin nu buiten dienstbetrekking wordt gewerkt, feitelijk sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking voor de ­loonheffingen.

In de ‘Zevende voortgangsbrief werken als zelfstandige’ is onder andere aangegeven dat het aan het nieuwe kabinet – dat sinds eind december 2021 is ingesteld – is om de resultaten uit de pilotfase nader te duiden, besluiten te nemen over de invoering van de Webmodule en te besluiten of aan de webmodule wel of geen juridische zekerheid kan worden ontleend.
Op het moment van schrijven van deze notitie is hierover nog geen update te ­vermelden.

Handhavingsmoratorium

Momenteel handhaaft de Belastingdienst nog altijd niet op het zzp-dossier, maar zal hij vooral een voorlichtingsrol innemen. Het huidige kabinet zal op een later moment beslissen op welk moment de handhaving (gefaseerd) wordt opgestart, zoals dat ook in de ‘Zevende voortgangsbrief werken als zelfstandige’ is vermeld.

Let wel, binnen het handhavingsmoratorium handhaaft de Belastingdienst wel bij het niet opvolgen van aanwijzingen van de Belastingdienst met betrekking tot de arbeidsrelaties binnen uw woningcorporatie of als er sprake is van kwaadwillendheid. Van dit laatste is sprake wanneer een opdrachtgever opzettelijk een situatie van evidente schijnzelfstandigheid laat ontstaan of laat voortbestaan, terwijl de opdrachtgever wist of had kunnen weten dat er feitelijk sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking.

Proces loonaangifte

Als er sprake is van een dienstbetrekking, dient de werknemer op een juiste wijze te worden geïdentificeerd en maandelijks in de loonadministratie te worden ­betrokken.

Uit de praktijk blijkt dat de combinatie van de complexe loonheffingensystematiek enerzijds en de loonaangifteketen anderzijds maakt dat het lastig is om een juiste aangifte loonheffingen in te dienen die aan alle daaraan gestelde voorwaarden voldoet, ook al is de kwaliteit van de software zeer hoog. Bij een verscheidenheid aan organisaties en payroll software blijkt dat er fouten zitten in de inrichting van de software (menselijk handelen) en/of in het gebruik ervan. Denk hierbij aan de juiste premiepercentages invoeren, de juist vinkjes zetten bij bijvoorbeeld de verzekeringsplicht en/of het invullen van de juiste inkomenscode.

Deze fouten kunnen leiden tot een te hoge of te lage afdracht van de loonheffingen met risico op naheffingsaanslagen en boetes, maar nemen ook het risico met zich mee dat uitkeringen, toeslagen en tegemoetkomingen worden gebaseerd op de verkeerde gegevens. Dit laatste kan indirect leiden tot extra lasten in de vorm van correctieverplichtingen, te hoge doorbelasting van schadelast, een hoge werkdruk en ontevredenheid onder de werknemers. Belangrijk is om maatregelen in de organisatie te implementeren die borgen dat het proces van de loonaangifte juist verloopt (tax control framework).

Werkkostenregeling

De werkkostenregeling is per 1 januari 2011 ingevoerd en iedere werkgever is sinds 2015 verplicht de werkkostenregeling toe te passen. In beginsel behoren alle vergoedingen en verstrekkingen tot het belastbare loon van de werknemer, ­waarna bepaalde vergoedingen en verstrekkingen worden uitgezonderd van het loonbegrip.

Daarnaast wordt de waarde van sommige voorzieningen op de werkplek op nihil gewaardeerd (nihilwaardering), waardoor de werknemer niet belast wordt over de verstrekking van deze voorzieningen.

Voor de vergoedingen, verstrekkingen en ter beschikkingsstellingen die niet zijn uitgezonderd van het loonbegrip en die niet op nihil worden gewaardeerd, geldt dat deze vergoedingen, verstrekkingen en ter beschikkingsstellingen in beginsel als belast loon kwalificeren bij de werknemer waarover de werknemer loonheffing is verschuldigd die door de werkgever wordt afgedragen aan de Belastingdienst. De werkgever kan echter bijna alle vergoedingen, verstrekkingen en ter­beschikkingstellingen aanwijzen als zogenoemd eindheffingsbestanddeel onder de werkkostenregeling, zodat ook deze vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen onbelast blijven. Over dit eindheffingsloon is de werkgever 80% eindheffing verschuldigd, tenzij sprake is van:

  • verplicht werknemersloon (hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan ongebruikelijke vergoedingen, de bijtelling van de auto van de zaak en vergoeden van verkeersboetes);
  • gerichte vrijstellingen;
  • de werkgever de vergoeding, verstrekking of ter beschikkingsstelling heeft ondergebracht in de vrije ruimte (in 2021: 3% over de eerste € 400.000 aan fiscale loonsom en 1,18% over het meerdere).

Voor meer informatie: https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/nl/personeel-en-loon/

In de cao Woondiensten staan diverse vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen aan corporatiemedewerkers opgenomen. Van elke vergoeding, verstrekking of terbeschikkingstelling zal bepaald moeten worden wat de fiscale kwalificatie is. Daarbij is ook van belang om vast te stellen in hoeverre bijvoorbeeld gebruik kan worden gemaakt van een gerichte vrijstelling onder de werkkostenregeling zodat de woningcorporatie noch de corporatiemedewerker loonheffing verschuldigd is over deze vergoeding, verstrekking of terbeschikkingstelling.

Tot slot dient nog te worden opgemerkt dat voor de Wet normering topinkomens (WNT) vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen die zijn aangewezen als eindheffingsbestanddeel (werkkostenregeling), niet tot de bezoldiging worden gerekend mits wordt voldaan aan het gebruikelijkheidscriterium. Het maakt hierbij niet uit of een gerichte vrijstelling van toepassing is of dat deze kosten ten laste van de zogenaamde vrije ruimte binnen de werkkostenregeling komen dan wel 80% eindheffing door de werkgever wordt betaald.

Overigens tellen voorzieningen die (deels) op de werkplek worden gebruikt of verbruikt en die voor de loonheffingen op nihil worden gewaardeerd (bijvoorbeeld consumpties zoals koffie, thee etc.) niet mee als bezoldiging. Evenmin worden vergoedingen voor intermediaire kosten tot de bezoldiging gerekend.

Indien vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen ten onrechte als eindheffingsloon onder de werkkostenregeling zijn gekwalificeerd, omdat bijvoorbeeld niet wordt voldaan aan het gebruikelijkheidscriterium of de aanwijzing als eindheffingsloon blijkt niet uit de administratie, kan dit tot gevolg hebben dat de vergoedingen, verstrekkingen of terbeschikkingstellingen alsnog tot het bruto loon moeten worden gerekend. Dit laatste betekent voor de WNT dat de bezoldiging met terugwerkende kracht stijgt en dat sprake zou kunnen zijn van een overschrijding van het bezoldigingsmaximum en derhalve sprake is van een onverschuldigde betaling.

Relevante vragen

  1. Hoe is geborgd dat alle vergoedingen en verstrekking in beeld zijn en op een juiste wijze zijn geclassificeerd voor de werkkostenregeling?
  2. Is de administratieve organisatie ingericht voor een juiste verwerking van de werkkostenregeling en hoe wordt geborgd dat de vergoedingen en verstrekkingen op een juiste wijze worden geboekt?
  3. Hoe wordt geborgd dat de vereiste onderliggende documentatie aanwezig is voor de vergoedingen en verstrekkingen die als gerichte vrijstelling worden gekwalificeerd?
  4. Zijn er binnen de woningcorporaties vergoedingen, bijvoorbeeld hoge netto vaste kostenvergoedingen, die mogelijk in strijd zijn met het gebruikelijkheidscriterium?

Duurzame inzetbaarheid

De cao Woondiensten verplicht dat werkgevers één keer in de twee jaar een ­Strategische Personeelsplanning (SPP) maken. De SPP heeft als doel om de duurzame inzetbaarheid van personeel te vergroten. Hier lopen diverse thema’s (o.a. arbeidsvoorwaarden, verzuim en preventie, financieel en fiscale mogelijkheden) door elkaar en het is belangrijk dit te stroomlijnen en samen te laten komen. In dat kader merken wij nog op dat vanwege de coronacrisis veel medewerkers binnen uw woningcorporatie vanuit huis werken en dat daarom niet langer sprake is van incidenteel thuiswerken. Dit laatste brengt met zich mee dat de Arbeidsomstandighedenwet meer maatregelen/voorzieningen van u als werkgever verwacht voor de werkplek thuis dan voorheen om verzuim en uitval te voorkomen. Hoe is dit geborgd binnen uw woningcorporatie?

Verder hebben FLOW, Aedes, NVBW en VTW gezamenlijk de handreiking ‘Duurzame inzetbaarheid van medewerkers’ ontwikkeld. Hierin staat de wendbaarheid van de corporatie en de rol van de toezichthouder centraal. Investeren in de duurzame inzetbaarheid van medewerkers is van belang voor een gezonde bedrijfsvoering van woningcorporaties. De handreiking biedt toezichthouders en bestuurders handvatten om hierover het gesprek te voeren. Zie hiervoor de onderstaande link.

https://www.vtw.nl/publicaties/handreiking/toezicht-op-duur-zame-inzetbaarheid-van-medewerkers/

Diverse overige loonheffingen thema’s

Deze uitgave heeft als doel op hoofdlijnen te informeren. Andere thema’s die de loonheffingen raken zijn onder meer:

Het loopbaanontwikkelingsbudget

Op grond van de cao hebben medewerkers de beschikking over een budget voor loopbaanontwikkeling. Belangrijk is om te weten dat de woningcorporatie als inhoudingsplichtige verantwoordelijk blijft voor de fiscaal juiste verwerking van de opleiding die de werknemer hiervoor kiest. De opleiding dient namelijk – naast de voorwaarden van de cao – aan voorwaarden te voldoen om onder een gerichte vrijstelling (werkkostenregeling) te vallen. Naar onze ervaring beoordeelt de ­Belastingdienst deze arbeidsvoorwaarde steeds strenger, vooral gelet op ­aanzienlijke omvang van dit budget.

Regeling voor Vervroegde Uittreding

Een betaling die een woningcorporatie doet in het kader van beëindigingsafspraken en/of regelingen met oudere medewerkers (bijvoorbeeld volledig vrij stellen van werk) kunnen worden aangemerkt als een verkapte regeling voor vervroegde uittreding (hierna: RVU). Het maakt hierbij niet uit of dit een individuele beëindigingsafspraak is, of een regeling aan een groep oudere medewerkers in het kader van bijvoorbeeld een reorganisatie.

Wordt de beëindigingsvergoeding als een RVU aangemerkt, dan is de woningcorporatie over deze vergoeding een zogenoemde pseudo-eindheffing verschuldigd van 52% die niet mag worden verhaald op de werknemer(s). Naast deze pseudo-eindheffing moet de woningcorporatie uiteraard ook de gebruikelijke loonheffing(en) inhouden en/of afdragen aan de Belastingdienst. Er zijn daarbij regels en ­voorwaarden op grond waarvan de pseudo-eindheffing bij een RVU achterwege kan blijven. Voorts geldt vanaf 1 januari 2021 onder voorwaarden een drempel­vrijstelling bij een RVU. Over deze vrijstelling is de woningcorporatie geen pseudo-eindheffing ad 52% verschuldigd.

Let wel, het bovenstaande staat in beginsel los van de WNT-normering op ­beëindigingsvergoedingen, maar er kan een zekere samenloop zijn.

Wagenpark

Woningcorporaties zetten regelmatig auto’s in voor gemeenschappelijk gebruik waarbij geen bijtelling voor het eventuele privégebruik wordt toegepast. De bijtelling voor privégebruik auto mag in beginsel alleen achterwege blijven als overtuigend wordt bewezen dat de auto voor niet meer dan 500 kilometer privé wordt gebruikt. De vraag is of dat bij uw woningcorporatie goed is geregeld, want wij zien in de praktijk dat dit onderwerp vaak onderdeel is van een controle door de Belastingdienst.

Arrow-prev Arrow-next