… het honorarium van de raad: triviaal onderwerp of splijtzwam?
Het honorarium van toezichthouders van maatschappelijke organisaties loopt sterk uiteen. Zo is de vergelijking van commissarissen bij woningcorporaties meestal aanmerkelijk hoger dan bij zorginstellingen, het onderwijs of in de culturele sector. Toen de WNT werd geïntroduceerd werd – met name voor de functie van bestuurder – hier en daar verondersteld dat er voor de begrensde salarissen geen goede kandidaten te vinden zouden zijn, zeker voor de grote corporaties. In de praktijk is daar niets van gebleken en ook voor vacatures in de raad van commissarissen is vrijwel altijd een ruim aantal goede gekwalificeerde kandidaten dat zich beschikbaar stelt.
Het aantal uren dat de gemiddelde commissaris besteedt aan de corporatie en het bijhouden van zijn vak is zonder twijfel de laatste jaren fors toegenomen. Daarom is het goed aan de hand van de volgende casus nog eens uiteen te zetten hoe het precies zit.
Tijdens de jaarlijkse zelfevaluatie van de Raad kwam het onderwerp beloningen aan de orde. Als voorzitter leidde je de bijeenkomst dit jaar zelf. Bij jouw corporatie liggen de beloningen ruim onder de toegestane vergoeding van de VTW-beroepsregel. Omtrent de hoogte ontspon zich een fikse discussie. Een aantal leden stelde dat beloning conform de beroepsregel het uitgangspunt moet zijn, zeker omdat de beloning gezien het tijdsbeslag bepaald niet ruim is. ‘Je kunt het beter maar niet per uur uitrekenen’, zo vatte een van hen het samen. Andere leden vonden dat het bedrag uit de tabel een maximum is en dat de raad hier uit ideële overwegingen ruim onder zou moeten zitten.
Hoe hier mee om te gaan?
Voor de voorzitter is het van belang dat er met respect met elkaars opvattingen wordt omgegaan en te benadrukken dat beide standpunten verdedigbaar zijn. Als je snel partij kiest, is de kans groot dat de commissarissen met een ander standpunt zich niet serieus genomen voelen. Als een of meerdere commissarissen niet anders kunnen dan zich tandenknarsend neerleggen bij een meerderheidstandpunt, dan doet dat zeer afbreuk aan de collegiale verhoudingen en de kwaliteit van deze en verdere besluitvorming.
In dit geval koos de voorzitter ervoor ook de feitelijke kant van het onderwerp goed te belichten.
Ontegenzeggelijk is de verantwoordelijkheid groot, zijn de werkzaamheden toegenomen en is ook de externe druk veel hoger geworden.
Wellicht is het goed om in de discussie te betrekken hoe de leden van de VTW hier vanaf 2015 mee zijn omgegaan.
Sinds 2015 heeft de VTW – vanzelfsprekend goedgekeurd door de ALV – een voor alle leden bindende ‘Beroepsregel honorering commissarissen’, waarin een bezoldiging is vastgesteld die lager is dan de vergoeding die de WNT toestaat. Het ‘VTW-honorarium’ is circa 77% van hetgeen volgens de WNT is toegestaan.
In 2018 is de beroepsregel geëvalueerd en is besloten deze voor 2019 te handhaven. Eén van de uitgangspunten was bij het vaststellen van de beroepsregel, dat de raad terughoudend is bij het vaststellen van zijn bezoldiging. Wel is o.a. bepaald dat de BTW ten laste van de corporatie komt en dat vergoedingen boven de fiscale norm, bijvoorbeeld autokosten boven de € 0,19 per kilometer, meetellen voor de WNT.
Het is goed om jaarlijks bij de evaluatie ook het beloningsaspect mee te nemen. Belangrijke elementen zijn hierin de zwaarte van de functie en de werkbelasting. Bij de opzet van de beroepsregel is uitgegaan van een gemiddelde werkbelasting van 16 uur per maand (192 uur op jaarbasis). Voor de voorzitter van de raad is een hogere vergoeding opgenomen in verband met de hogere werkbelasting.
De intentie van de beroepsregel is om een maximum vast te stellen. Raden van Commissarissen hebben de vrijheid lager te belonen dan het maximum. In de praktijk zien we vaak een ingroeimodel. Dat wil zeggen dat in een aantal jaren (vaak drie) de beloning toegroeit naar het maximum van de beroepsregel.
Wel is het verstandig om bij de werving van een nieuwe commissaris het beloningsbeleid aan de orde te stellen.