…. voorleggen aan de Aw?
Woningcorporaties staan voor het huisvesten van mensen met een bescheiden inkomen en voor kwetsbare groepen, zo staat het letterlijk in de Governancecode Woningcorporaties. Dat is een breed palet, maar de basisgedachte is dat niemand in Nederland onder de brug zou moeten slapen. De zorg voor een leefbare omgeving hoort daarbij. Een cynische opmerking daarbij is dat mensen in grote steden die net te veel verdienen niet aan de bak komen en door corporaties niet geholpen mogen worden, al begint het denken over middenhuur weer wat in de goede richting te gaan. Maar voor bijvoorbeeld arbeidsmigranten is de opdracht voor corporaties duidelijk. In deze casus werd daar toch verschillend over gedacht. En of de Autoriteit wonen dan maar een knoop wil doorhakken.
Stedelijk Wonen is een corporatie met ongeveer 10.000 woningen in een middelgrote stad. Er zijn nogal wat bedrijven met veel arbeidsmigranten.
De meeste blijven een jaar of drie en een kleine groep vestigt zich permanent. Het grootste deel – meestal alleenstaande mannen – woont in woningen aangrenzend aan het bezit van corporatie. Deze zijn vaak gekocht door beleggers en een paar door uitzendbureaus. De migranten zijn een zorg voor de gemeente, de corporatie en de bewoners in de buurt. Hun woonomstandigheden zijn niet best en helaas zorgen ze ook voor nogal wat overlast. De corporatie heeft dit dikwijls in het overleg met de gemeente en beleggers op de agenda gezet.
De gemeente neemt het probleem serieus en heeft besloten dat vrijkomende woningen niet gesplitst mogen worden en wil overbewoning actief tegengaan. Ook vindt de gemeente dat er een migrantenhotel moet komen voor circa 200 personen en heeft daarvoor een eerste gedachte aan verschillende partijen voorgelegd. De gemeente wil graag dat de corporatie het hotel bouwt en beheert en heeft al overleg gestart met een aantal arbeidsbemiddelingsbureaus voor migranten. De bedoeling is dat die bureaus de woonruimte huren van de corporatie en betalen voor energie, beveiliging, een huismeester, schoonmaak etc. Uitgangspunt is dat de exploitatie voor de corporatie minimaal kostendekkend is.
De bestuurder van Stedelijk Wonen - Alie Zwart - heeft al vaker aangegeven dat zij vindt dat de situatie in de buurt veel aandacht vraagt en wordt hierin ondersteund door de huurdersorganisatie. Ze heeft de gedachte van de gemeente geagendeerd voor de komende RvC vergadering om te polsen of de RvC zich in de richting van de voorgestelde oplossing kan vinden, zodat verdere gesprekken met de gemeente en de bureaus kunnen plaatsvinden. In het agendaoverleg aarzelt de voorzitter van de RvC of dit onderwerp op de agenda moet komen. Hij is niet enthousiast en vraagt zich af of de corporatie dit moet doen.
Tijdens de RvC vergadering neemt een van de commissarissen het voortouw en zegt er helemaal niets voor te voelen. Er volgt een felle discussie. Alle commissarissen vinden de overlast een serieus probleem, maar de meerderheid van de raad vindt dat de corporatie dit niet moet oplossen. Eigenlijk vinden zij dat arbeidsmigranten niet tot de doelgroep van de corporatie horen en dat de gemeente dit zelf maar moet oppakken. Maar bestuurder Alie Zwart gaat niet door de bocht. Zij stelt dat de gemeente bereid is een locatie aan te wijzen en dat de partijen ook de bereidheid hebben uitgesproken dat het voor de corporatie een minimaal kostendekkende exploitatie wordt. Uiteraard moet dit goed uitgewerkt worden. Ook vindt zij dat arbeidsmigranten wel degelijk tot de doelgroep horen. Ze wijst op de statuten die bepalen dat Stedelijk Wonen mensen willen huisvesten die daar niet zelf in kunnen voorzien. Daarnaast wijst zij op de verantwoordelijkheid van de corporatie om ‘het woongenot van de huurders te garanderen’ en dat Stedelijk Wonen dus ook oog moet hebben voor de leefbaarheid in de buurt. En daar zou deze oplossing wel eens een belangrijke bijdrage aan kunnen leveren. Zij wijst verder op de toezegging van de gemeente om indien nodig een gemeentegarantie voor de financiering te geven, al verwacht zij dat dit niet nodig is gezien het voorgestelde huurniveau.
De RvC-voorzitter stelt vast dat de meerderheid de voorgestelde oplossing niet ziet zitten en dat het onderwerp dus van tafel is. De bestuurder betoogt nogmaals hartstochtelijk dat dit toch echt een maatschappelijk kwestie op het terrein van wonen is die de corporatie zich moet aantrekken. De voorzitter van de RvC vindt stemmen te voorbarig en stelt dat de corporatie de casus maar moet voorleggen aan de Autoriteit wonen en dat we dan wel verder zien. Maar hier zijn de overige leden en de bestuurder het niet mee eens. De bestuurder stelt dat zij alleen met de Aw wil gaan praten als de corporatie zelf een principebesluit heeft genomen en ze wil deze beleidsvraag dus niet bij de Aw neerleggen.
Als de woningmarkt verandert – in dit geval door instroom van een andere groep – kun je daar als corporatie niet aan voorbij gaan. In dit geval zal goed moeten worden overwogen welke plek deze nieuwe doelgroep – door de bestuurder volkomen terecht zo aangeduid – krijgt in de portefeuillestrategie. In deze casus gaat het ook nog om leefbaarheid en is het logisch dat gemeente, huurdersorganisatie en corporatie daar samen naar kijken. Ook logisch dat het belang van de zittende huurder – het gegarandeerde woongenot – een rol speelt.
Het is te prijzen dat de voorgestelde oplossing niet werd afgeschoten omdat de meerderheid het niet zag zitten. Als de bestuurder nadrukkelijk pleit voor een bepaalde oplossing, moet een raad die met een kleine meerderheid iets anders wil, zich goed beraden wat de juiste weg is. Maar het is weinig professioneel om een dilemma waar de raad zelf – nog – niet uit is al voor te leggen aan de Aw. Een zwaarwegend besluit toetsen bij de Aw is wat anders en kan altijd nog. Maar eerst je opvatting helder maken en een keuze bepalen.
Ook over de dynamiek tussen bestuurder en commissarissen valt het nodige op te merken. De bestuurder neemt de commissarissen vanaf het begin mee met een bijzonder project. Dat zij daarin bijna wordt geblokkeerd door de voorzitter die aarzelt het te agenderen past niet in evenwichtige verhoudingen. Als een bestuurder die het vertrouwen geniet van de raad – zo niet, dan heb je een ander probleem - een onderwerp wil agenderen zijn er eigenlijk geen argumenten om dat te weigeren. Ook de commissaris die direct zijn oordeel klaar heeft werkt niet mee aan constructieve verhoudingen. Eerst eens wat vragen stellen zou veel passender zijn geweest dan gelijk de toon te zetten. Tegenkracht is prima, maar dat betekent dat ook de inbreng van de bestuurder gelijkwaardig gewogen moet worden. Afschieten hoort daar niet bij! Deze RvC mag blij zijn met een bestuurder die niet voor de weg van de minste weerstand kiest, maar staat voor haar zaak.
Een online college van de VTW-Academie dat aansluit bij deze casus is “Kracht en tegenkracht in de boardroom” https://onlinemasterclasses.empoweredlearning.nl/kracht-tegenkracht-het-ongemakkelijke-gesprek-in-de-boardroom/