Bij de zelfevaluatie van de RvC zoals beschreven in de hoofdstukken 4 en 5 wordt op onderdelen ook het functioneren van de afzonderlijke commissarissen geadresseerd. Dat gebeurt expliciet bij het onderdeel ‘bemensing’ (competenties, onafhankelijkheid en beschikbaarheid van commissarissen) en ook expliciet bij het bespreken van de voorzitter. Het functioneren van de afzonderlijke commissarissen krijgt ook expliciet aandacht als ervoor gekozen wordt om teamrollen/persoonlijke stijlen te analyseren en bespreken. Verder kan het functioneren van enkele leden aan de orde komen bij het bespreken van andere aspecten van het functioneren van de RvC, bijvoorbeeld als er verschillen worden geconstateerd in de focus die leden bij hun toezicht hanteren of als de tone of voice in de vergadering een punt van aandacht is.
Is het dan nog nodig om het functioneren van individuele commissarissen afzonderlijk te evalueren? De volgende overwegingen kunnen daartoe doen besluiten.
Samenvattend kan worden gesteld dat het afzonderlijk evalueren van de leden van de RvC soms wenselijk is, maar niet bij voorbaat een must.
Het is belangrijk dat voor alle betrokkenen duidelijk is wat van commissarissen in het algemeen en wat van specifieke commissarissen wordt verwacht. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van de “Geschiktheidsmatrix Autoriteit woningcorporaties” en de geactualiseerde profielschets voor de betreffende RvC, die een verdere uitwerking voor de eigen RvC geeft Werving, selectie en benoeming commissaris.
Vaak is de profielschets globaal en kan een nadere uitwerking van evaluatiepunten wenselijk zijn. Ook de vijf clusters van evaluatieonderwerpen op de volgende pagina kunnen helpen om het eigen evaluatiekader te concretiseren.
Kennis van corporate governance en de rol van de RvC
De rol van commissaris inhoudelijk goed invullen
Tegenwicht kunnen bieden met behoud van een constructieve relatie
Een goede teamgenoot zijn
Inzet voor de functie van toezichthouder
De periodieke evaluatie is primair bedoeld om de commissaris feedback te geven, zodat dat hij/zij het functioneren als toezichthouder verder kan optimaliseren.
Hiermee onderscheidt de evaluatie zich van de beoordeling bij het herbenoemingsbesluit. Bij herbenoeming gaat het om de vraag of de kwaliteiten van de commissaris ook voor de komende periode aansluiten bij wat de RvC nodig heeft. Dan kunnen ook zaken worden teruggekoppeld waar de commissaris niets aan kan veranderen, bijvoorbeeld het al dan niet beschikken over een bepaalde expertise. Het afzien van herbenoeming vereist niet alleen doortastendheid, maar ook zorgvuldigheid. De betreffende commissaris zou er niet door verrast mogen worden (‘daar is mij nooit iets van gebleken’). Hier ligt een taak voor de voorzitter.
We schetsen hieronder drie manieren om het functioneren van individuele commissarissen in de volle breedte expliciet te evalueren.
De voorzitter heeft met iedere commissaris een gesprek over diens functioneren. De voorzitter kan dat doen op basis van zijn/haar observaties gedurende de afgelopen periode en rekening houdend met hoe collega-commissarissen daarover denken. Als de voorzitter het risico van persoonlijke inkleuring wil voorkomen, kan hij/zij voorafgaand aan de bilaterale gesprekken de meningen van alle RvC-leden (en de bestuurder(s)) verzamelen.
In het bilaterale gesprek geeft de voorzitter de betreffende commissaris niet alleen feedback, maar vraagt hij/zij ook zelf feedback over zijn/haar eigen functioneren als voorzitter. Voor de voorzitter is het de kunst een open sfeer te scheppen en zichzelf kwetsbaar op te stellen.
Deze gesprekken hoeven niet jaarlijks gevoerd te worden. Met het oog op de herbenoemingen, ligt een frequentie van eens in de twee jaar voor de hand.
Voordeel:
Nadeel:
De commissarissen geven elkaar rechtstreeks feedback in de collectieve evaluatiesessie. Voor de ongeoefende raad bestaat het gevaar dat het blijft bij hoffelijke uitwisselingen. Als later kritische herbenoeminggesprekken worden gehouden, kan dat tot vervelende verrassingen leiden.
Dan is het beter om voorzichtig, maar eerlijk te beginnen. Dat kan bijvoorbeeld door individuele commissarissen elke afzonderlijke collega feedback te laten geven over: (i) diens waardevolle inbreng in de groep en (ii) een te versterken element van zijn/haar functioneren. Duidelijk wordt gemaakt dat er geen uitputtende feedback wordt gegeven. Iedereen kan zelf bepalen welke keuze hij/zij maakt.
Van belang is de groepssfeer tijdens de evaluatie. Die wordt deels bepaald door de wijze waarop feedback wordt gegeven. Hier kan de gespreksleider (bij)sturen.
Voordeel:
Nadeel:
Aan de hand van een uitgewerkte lijst van criteria, vult iedere commissaris voor alle commissarissen en voor zichzelf een score in. Ook de bestuurder kan gevraagd worden om zijn/haar oordeel te geven. Onderstaande tabel illustreert dat.
Voor iedere commissaris worden per criterium de totaalscore en de uiterste scores gegeven.
De 360° feedback methode is een vergaand evaluatie-instrument en moet goed worden overwogen. De methode moet passen bij de cultuur van de RvC en de leden moeten ermee om kunnen gaan. Maximale transparantie is niet altijd te verkiezen boven dosering van feedback en een vertrouwd bilateraal gesprek.
Voordeel:
Nadeel:
Vindt u het wenselijk of nodig dat individuele commissarissen aanvullend op de jaarlijkse zelfevaluatie van de RvC zoals beschreven in de hoofdstukken 4 en 5 in de volle breedte periodiek worden geëvalueerd?
Heeft de voorzitter het vertrouwen en gezag die nodig zijn voor bilaterale evaluatiegesprekken? En past deze aanpak bij de wijze waarop het leiderschap van de voorzitter in de betreffende corporatie wordt ingevuld?
Is er een cultuur en zijn de verhoudingen zodanig dat de evaluatie in het collectief van de RvC kan plaatsvinden?