In de sector is het perspectief op cijfers vaak onderwerp van gesprek: zijn corporaties heel rijk of heel arm? Presteren ze wel of niet voldoende naar vermogen? In het jaarverslag geeft het bestuur van de corporatie inzicht in dat perspectief. Waar moet een goed jaarverslag aan voldoen en wat is de rol van de RvC?
(Auteur: Johan Schudde, directeur Financiën bij Stichting Staedion en commissaris bij Woonpartners Midden Holland en De Goede Woning)
De jaarverslaggeving vormt het sluitstuk van de planning & control cyclus en geeft een overzicht van de behaalde resultaten in het afgelopen jaar. De jaarverslaggeving bij woningcorporaties bestaat uit de jaarstukken en de daarvan afgeleide dVi (de Verantwoordings informatie) voor de Aw en het WSW.
Het jaarverslag bestaat uit:
Onderdeel van het bestuursverslag is het verslag van de RvC zelf. Dit RvC-verslag is hét document waarin RvC’s zich transparant verantwoorden naar de buitenwereld over de wijze waarop zij hun toezicht uitoefenen. Het VTW heeft een handreiking opgesteld om de RvC’s hierbij op weg te helpen: https://www.vtw-publicaties.nl/verslag-van-de-rvc/
De jaarrekening wordt behandeld in hoofdstuk 9 van deze handreiking. In dit hoofdstuk gaan we nader in op het bestuursverslag, het volkshuisvestingsverslag en de overige gegevens.
In het bestuursverslag geeft het bestuur een toelichting op de plannen die vorig jaar zijn gerealiseerd in relatie tot de begroting van vorig jaar. Het bestuur legt in toegankelijke tekst verantwoording af: heeft de corporatie gedaan wat voor het afgelopen jaar was afgesproken?
Als commissaris is het gesprek over ‘realisatie versus planning’ van groot belang. Een bestuursverslag dat to the point is opgesteld, helpt de RvC om het goede gesprek hierover met de bestuurder maar ook met de huurdersvertegenwoordiging en de gemeente te kunnen voeren.
Een goed jaarverslag zou een ideaal startpunt moeten zijn voor het maken van realistische plannen voor het nieuwe jaar. In de wet- en regelgeving en bij onze externe toezichthouders leeft dat besef steeds meer. De laatste jaren heeft de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) de eisen aan de ‘toekomstparagraaf’ (financiële continuïteit) en de ‘risicoparagraaf’ in het bestuursverslag flink aangescherpt.
Gebruik als RvC het jaarverslag dus niet alleen als het sluitstuk van de planning & control cyclus maar ook als startpunt van de volgende cyclus.
De kwaliteit van het bestuursverslag krijgt tegenwoordig (gelukkig) meer aandacht. Dit komt ook doordat dat de jaarrekening in zijn huidige vorm (Zie hoofdstuk 9 Jaarrekening van deze handreiking) steeds minder goed leesbaar is. Het belang van een transparante toelichting op financiële en maatschappelijke prestaties in het jaarverslag is essentieel om goed toezicht te kunnen houden. Dat geeft inzicht in de wereld achter de cijfers.
Het begrip transparantie wordt te pas en te onpas gebruikt én misbruikt. Wie verantwoording aflegt, schetst niet zelden een zo gunstig mogelijk beeld. Transparantie is ook iets anders dan ‘veel informatie’ bieden. Het jaarverslag (inclusief bestuursverslag, jaarrekening en overige gegevens) omvat vaak zo’n 150 tot 200 pagina’s. Als alles transparant is, zie je niets meer. En dat is jammer, want daarmee verliest verantwoording afleggen aan betekenis.
Het werkwoord ‘verantwoorden’ is met hoofdletters opgenomen in de wet- en regelgeving voor woningcorporaties, specifiek in de Woningwet en de daaraan gekoppelde BTiV en RTiV. Duidelijk is omschreven aan welke instanties en waarover de corporaties verantwoording moeten afleggen: de gemeente, huurdersvertegenwoordiging, de Aw en het WSW.
Aan de gedetailleerde spelregels en de hoge mate van normering van prestaties is duidelijk terug te lezen dat politiek Den Haag de corporaties – na de parlementaire enquête - strenger wil aanpakken. De afvinkcultuur is hierdoor een groot gevaar bij de opstelling van het jaarverslag, specifiek de jaarrekening.
Ook het bestuursverslag wordt nog te vaak als ‘verplicht nummer’ gezien. Het bestuursverslag is echter minder aan regels gebonden: maak hier als woningcorporatie gebruik van om de eigen boodschap over de prestaties op een aansprekende manier voor het voetlicht te brengen. Zie hiervoor ook de preambule van de Governancecode woningcorporaties 2020. In deze preambule staat de motivatie waarom het goed is dat corporaties zich uitgebreid verantwoorden.
Aan welke standaarden in de verslaglegging moet het bestuursverslag voldoen?
In de Woningwet (WW) en de BTiV zijn specifieke bepalingen opgenomen voor het bestuursverslag:
In artikel 36 WW is bepaald dat:
Een corporatie kan naast het bestuursverslag een afzonderlijk volkshuisvestingsverslag (over de volkshuisvestelijke prestaties in het afgelopen jaar) in het jaarverslag opnemen. (Zie ook paragraaf 10.7 in dit hoofdstuk). Aan welke standaarden moet het volkshuisvestingsverslag voldoen?
Artikel 36 a WW is gericht op het volkshuisvestingsverslag en schrijft voor dat de woningcorporatie over het verslagjaar een overzicht met verantwoordingsgegevens geeft, naar een voorgeschreven model (dVi).
Artikel 32 BTiV gaat specifiek over het volkshuisvestingsverslag. Hierin moet in ieder geval ingegaan worden op:
Artikel 38 WW omschrijft dat de woningcorporatie verplicht is om de jaarverslaglegging aan de gemeente(n), bewonersorganisaties en de minister te sturen. De complete jaarverslaggeving, dus inclusief: jaarrekening, bestuursverslag, volkshuisvestingsverslag, overzicht van verantwoordingsgegevens (dVi) en controleverklaringen van de accountant.
Artikel 59 WW bepaalt dat de corporatie deze stukken aan het WSW moet sturen.
Daarnaast zijn er verslaggevingsstandaarden die niet specifiek voor woningcorporaties geschreven zijn, maar die wel van toepassing zijn op woningcorporaties als onderneming in het Burgerlijk Wetboek (BW) en de richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ)).
De volgende verslaggevingsstandaarden zijn relevant voor het bestuursverslag en de overige gegevens:
De relevante bepalingen in het Burgerlijk Wetboek zijn vrij algemeen van aard.
De nadere uitwerking is opgenomen in de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ).
Om de jaarrekening zinvol te kunnen interpreteren moet de corporatie in het bestuursverslag algemene informatie over de woningcorporatie en de verbindingen geven. Deze informatie omvat in ieder geval (RJ 400.108):
Daarnaast gaat RJ 400 specifiek in op twee belangrijke onderwerpen, de financiële continuïteit (de toekomstparagraaf) en de risicoparagraaf.
Een onderwerp dat in het bestuursverslag tot voor kort (te) weinig aandacht kreeg is de (financiële) continuïteit. Voor de RvC en de accountant een cruciale paragraaf om de juiste vragen te kunnen stellen over de continuïteit, de realisatie van de ondernemingsstrategie van de woningcorporatie en het jaarplan en de begroting die een paar maanden later op de agenda staan. (Bij)sturen kan tenslotte alleen toekomstgericht.
In de sector legt de overheid in de afgelopen jaren in toenemende mate druk op de financiële positie van woningcorporaties. Met de verhuurdersheffing, de fiscale kasstromen als gevolg van de vennootschapsbelasting en de duurzaamheidsdoelstellingen die de overheid verlangt, zal de investeringscapaciteit en ook de financiële ratio’s verder onder druk komen te staan.
De paragraaf over de financiële continuïteit dient een goede reflectie te geven op de ontwikkeling van de WSW/Aw ratio’s, de resultaten en cashflows in het afgelopen jaar én een vooruitblik op de komende jaren. Aangezien de jaarrekening in zijn huidige vorm steeds minder goed leesbaar is, kiest de corporatie in het jaarverslag vaak voor het categorale model (op basis van categorieën in kostensoorten) in plaats van het functionele model dat verplicht in de jaarrekening gehanteerd wordt.
De RvC kan de continuïteit van de corporatie beoordelen door met name te kijken naar de financiële ratio’s op basis van de Aw/WSW normen. In april 2020 hebben Aw/WSW als laatste stap bij het vormgeven van het Verticaal Toezicht de definities en grenswaarden van de nieuwe financiële ratio’s bekendgemaakt (Zie hoofdstuk 9 Jaarrekening van deze handreiking).
De ICR (intrest dekkingsratio) wordt bij veel corporaties de komende jaren de belangrijke graadmeter voor de financiële continuïteit. De meerjarige ontwikkeling van de ICR en de operationele kasstroom geven aan of het verdienmodel van de corporatie ook op de (middel) lange termijn geborgd is. De winst- en verrekening en de solvabiliteitsratio’s worden in belangrijke mate beïnvloed door de ontwikkeling van de marktwaarde.
Kijk je naar het perspectief op de langere termijn dan is het de vraag of de corporaties alle uitdagingen die op hun pad komen, kunnen blijven betalen ondanks het nu gepresenteerde eigen vermogen van vele miljarden. Om te kunnen beoordelen of er nog voldoende geld verdiend wordt, is het van belang om het jaarresultaat en het eigen vermogen van de corporatie te ‘schonen’ van de mutaties als gevolg van de marktwaardering. Het jaarresultaat en het eigen vermogen bij corporaties bestaat vaak voor meer dan 80% uit herwaardering van het vastgoed. Met andere woorden: veel geld zit in stenen.
Daarnaast is het financieel perspectief sterk afhankelijk van de horizon. De meeste corporaties voldoen de eerste vijf jaar nog wel aan de ratio’s maar zakken in de periode daarna door één of meer ratio’s.
Perspectief begint met inzicht. Op landelijk en woningmarktniveau brengt het ministerie van BZK het perspectief op de langere termijn in kaart. In juli 2020 heeft het ministerie het rapport ‘Onderzoek opgave versus middelen’ gepubliceerd. Op dit moment is nog niet duidelijk welke conclusies er aan de uitkomsten van het rapport worden verbonden.
De ‘continuïteitsparagraaf’ is ook de plek waar de bestuurder aandacht besteedt aan ontwikkelingen in de omgeving die effect hebben op de woningcorporatie, zoals de ontwikkelingen rond COVID-19. De woningcorporatie kan ingaan op de voorziene ontwikkelingen, risico’s en onzekerheden, de genomen en voorziene maatregelen, mogelijke overheidssteun en de verwachte impact op de activiteiten, de liquiditeit, continuïteit, het resultaat en het vermogen.
Op grond van artikel 2:391 lid 2 BW moet de corporatie aandacht besteden aan de verwachte gang van zaken en de wijze waarop bijzondere gebeurtenissen - waarmee in de jaarrekening geen rekening hoeft te worden gehouden - de beschreven verwachtingen in het jaarplan hebben beïnvloed.
De vermelding van risico’s en onzekerheden waarmee de corporatie wordt geconfronteerd, verdient nadrukkelijke aandacht van de RvC en de accountant. In het hoofdstuk 6 Risicomanagement van deze handreiking gaan we nader in op het theoretisch kader en de financiële en organisatorische aspecten van risicomanagement.
In de risicoparagraaf in het bestuursverslag moet de corporatie de risico’s toelichten die gaan over:
Daarbij moet een woningcorporatie in de risicoparagraaf:
De risicoparagraaf goed beschrijven en visualiseren, is een kunst op zich. Ga hierover in gesprek met de bestuurder. Zie ook hoofdstuk 6 Risicomanagement van deze handreiking.
RJ 400 bevat naast de ‘algemene informatie’ en de bepalingen voor de toekomst- en risicoparagraaf nog een tweetal onderwerpen die de corporatie moet toelichten, het beloningsbeleid voor bestuur en RvC én een toelichting op de financiële instrumenten.
Naast RJ 400 geven RJ 405 en RJ 645.402 aan wat verder nog van belang is in het bestuursverslag:
RJ 405 is alleen van toepassing voor grote Organisaties van Openbaar Belang met meer dan 500 werknemers in loondienst. In de praktijk betekent dat de 6 of 7 grootste woningcorporaties van ons land vanaf boekjaar 2020 aan deze vereisten moeten voldoen. Aedes komt in overleg met de betrokken corporaties tot nadere guidance in dit kader. In dit hoofdstuk wordt hier niet verder op in gegaan.
In het bestuursverslag moet een woningcorporatie een beleidsmatige beschouwing opnemen over:
Het verschil tussen de marktwaarde en de beleidswaarde van het vastgoed in exploitatie.
Daarbij dient aandacht te worden besteed aan de consequenties van het verschil tussen de marktwaarde en de beleidswaarde voor het eigen vermogen. Deze beleidsmatige beschouwing van de waardeontwikkeling is nog te vaak alleen een technische verklaring van de verschillen op basis van de veranderde uitgangspunten en parameters. Daag de corporatie uit hier nadrukkelijk de link te leggen met het gevoerde beleid in het afgelopen jaar en stel de vraag of de waardeontwikkeling herkend wordt door de eigen organisatie op basis van de waardeontwikkeling in de eigen woningmarktregio en bij de omliggende corporaties.
In de praktijk kiezen woningcorporaties voor twee varianten van het bestuursverslag:
In de controleverklaring van de accountant wordt alleen naar artikel 36 WW (bepalingen met betrekking tot het bestuursverslag) verwezen als het volkshuisvestingsverslag geen onderdeel uitmaakt van het bestuursverslag.
Als het volkshuisvestingsverslag wel onderdeel uitmaakt van het bestuursverslag verwijst de accountant in zijn controleverklaring ook naar artikel 36a WW (bepalingen met betrekking tot het volkshuisvestingsverslag).
Een afzonderlijk volkshuisvestingsverslag geeft de corporatie in de praktijk meer bewegingsruimte voor de inhoud van het verslag. Bovendien maakt deze aanpak het bestuursverslag compacter en daarmee beter leesbaar. Klein nadeel van een afzonderlijk volkshuisvestingsverslag is de kans op dubbelingen: informatie wordt én in het bestuursverslag opgenomen én in het volkshuisvestingsverslag.
Begin 2020 hebben Aedes en de VTW de nieuwe Governancecode woningcorporaties 2020 gepubliceerd. Deze code is een herziene versie van vernieuwde Governancecode uit 2015 die toen ingrijpend is gewijzigd. Aedes en VTW en haar belangrijkste belanghouders hebben aangegeven dat de principes en bepalingen uit de code uit 2015 in de basis nog steeds voldoen: voor de Governancecode 2020 is gekozen voor een lichte herijking.
De Governancecode 2020 heeft onder Principes 2, 3, 4 en 5 achttien bepalingen opgenomen die het bestuur en de RvC moeten volgen bij de opstelling van het bestuursverslag. ( https://www.vtw.nl/governancecode-woningcorporaties )
Daarmee zijn de bepalingen van grote invloed op het bestuursverslag en in het bijzonder de paragraaf inzake de ‘verantwoording van de RvC’.
Conform Principe 3.14 van de Governancecode maakt de RvC, als onderdeel van het bestuursverslag, zijn eigen verslag van de werkzaamheden over het afgelopen jaar. Ook dit onderdeel is vormvrij (los van de inhoudelijks eisen vanuit de Governancecode) en is de plaats voor de RvC om te verantwoorden over de manier waarop de rollen als toezichthouder, werkgever en adviseur het afgelopen jaar zijn ingevuld.
De VTW heeft een handreiking opgesteld om de RvC’s hierbij op weg te helpen: https://www.vtw-publicaties.nl/verslag-van-de-rvc. Maak hier gebruik van en zorg voor toegevoegde waarde door expliciet in te gaan op de belangrijkste gebeurtenissen dat jaar, vanuit de invalshoek van de RvC en met de Toezichtvisie van de RvC als kapstok. Voorkom dubbelingen met de overige onderdelen van het bestuursverslag.
Het laatste onderdeel in het jaarverslag is ‘de overige gegevens’. Dit bestaat uit de controleverklaring van de onafhankelijk accountant en de vermelding van de bepalingen omtrent de resultaatbestemming. In RJ 410 is het volgende over de resultaatbestemming opgenomen:
In ‘de overige gegevens’ moet de corporatie een weergave opnemen van de statutaire regeling over de bestemming van de winst. Hierbij mag niet worden volstaan met een verwijzing naar de statuten. Op basis van RJ 420.105 is een letterlijke weergave van de betreffende artikelen dan wel een samenvatting van de inhoud (RJ 420.105) voorgeschreven.
De accountant verstrekt op grond van artikel 37 WW aan het bestuur en de RvC een verslag over het onderzoek naar de jaarrekening, het bestuursverslag, het volkshuisvestingsverslag en het overzicht verantwoordingsgegevens. Bij zijn werkzaamheden is de accountant gebonden aan de werkwijze en de modellen die zijn opgenomen als bijlage 4 van de RTIV van 9 december 2015 ‘Accountantsprotocol regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting’.
De Nederlandse Beroepsvereniging voor Accountants (NBA) brengt regelmatig, op basis van actuele ontwikkelingen, zogenaamde ‘audit alerts’ uit. Meest recente voorbeeld is de Audit Alert in het kader van COVID-19. In deze audit alerts zijn soms aanvullende vereisten voor het jaarverslag opgenomen.
Op grond van wetgeving en de Nadere Voorschriften Controle- en Overige Standaarden (NVCOS) 720 is een accountant verplicht de ‘andere informatie’ kritisch te lezen en de consistentie van de financiële overzichten in het jaar verslag te beoordelen.
De accountant verklaart in zijn controleverklaring dat:
‘Verklaring over in het jaarverslag opgenomen andere informatie Naast de jaarrekening en onze controleverklaring daarbij, omvat het jaarverslag andere informatie:
Op grond van onderstaande werkzaamheden zijn wij van mening dat de andere informatie:
Wij hebben de andere informatie gelezen en hebben op basis van onze kennis en ons begrip, verkregen vanuit de controle van de jaarrekening of anderszins, overwogen of de andere informatie materiële afwijkingen bevat. Met onze werkzaamheden hebben wij voldaan aan de vereisten uit rubriek A van het accountantsprotocol zoals opgenomen in bijlage 4 bij de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 en de Nederlandse Standaard 720. Deze werkzaamheden hebben niet dezelfde diepgang als onze controlewerkzaamheden bij de jaarrekening. Het bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van de andere informatie, waaronder het bestuursverslag en de overige gegevens in overeenstemming met artikel 36 van de Woningwet’
Dus een accountant let er met name op dat in het bestuursverslag geen feiten en opinies zijn opgenomen die niet stroken met de informatie in de jaarrekening en zijn of haar kennis van de organisatie.