4

Energie en CO2-uitstoot

4.1. Waar gaat het om bij dit thema

Duurzaamheid is meer dan alleen energiebeleid. Woningcorporaties hebben de laatste jaren echter vooral gefocust op energie. Dat is logisch: er zijn duidelijke landelijke doelstellingen voor energie, en huurders profiteren direct van maat­regelen die het energieverbruik van woningen verlagen.

Om dat te bereiken, zetten corporaties in op zonnepanelen, isolatie en aansluiting op toekomstige warmtenetten. Door de problemen met netcongestie is er een nieuwe urgentie ontstaan met betrekking tot de zekerheid vanhet kunnen aansluiten van de woningen van een corporatie en de zekerheid dat energie geleverd kan worden.

De belangrijkste energiebronnen voor woningen zijn gas, elektriciteit en warmte. Volgens het Klimaatakkoord moeten we tegen 2050 stoppen met het gebruik van gas en overgaan naar CO2-neutrale energieopwekking met duurzame, hernieuwbare bronnen.

De belangrijkste doelen uit het Klimaatakkoord zijn:

  • In 2030 komt 70 procent van alle elektriciteit uit hernieuwbare bronnen.
  • In 2050 zijn 7 miljoen woningen en 1 miljoen gebouwen van het aardgas af.
  • Tot 2030 worden 1,5 miljoen woningen verduurzaamd.

Nieuwbouweisen

Voor nieuwbouw zijn verschillende aspecten over energie opgenomen in het ­Besluit Bouwwerken Leefomgeving (BBL). Nieuwbouwwoningen moeten sinds 2021 voldoen aan de Bijna Energieneutrale Gebouw Eisen (BENG-eisen).

Nieuwe woningen moeten gasloos zijn en een hoge isolatiewaarde hebben (A+++). De energievoorziening staat niet vast: all-electric of warmtenet.

Eisen bestaande woningen

Bij bestaande woningen zijn er nog geen verplichte isolatie-eisen. Wel is er een versnellingsprogramma voor woningen met een E, F of G-energielabel. Hiervoor zijn subsidies beschikbaar als onderdeel van de Nationale Prestatieafspraken van juni 2022. Corporaties hebben samen met Aedes afgesproken om deze woningen voor 2028 aan te pakken. De wens is om alle woningen tegen 2050 naar een label B te isoleren. Voor de opwekking van de warmte in huurwoningen kunnen corpo­raties zelf een (technische) oplossing kiezen, op eigen initiatief of in samenwerking met gemeenten en/of marktpartijen.

Wijzigende en nieuwe wetten rondom warmtenetten

Op dit moment zijn er twee nieuwe wetten in de maak die invloed gaan hebben op de warmtevoorziening voor corporatiewoningen: de Wet Collectieve Warmte (Wcw) en de Wet Gemeentelijk Instrumentarium Warmtenetten (WGIW). Beide wetten worden in 2024 in de Tweede en Eerste Kamer behandeld. Het streven is dat deze wetten in 2025 van kracht worden.

Voor woningcorporaties is het belangrijk om op de hoogte te zijn van deze ­veranderingen, zodat zij hun strategie hierop af kunnen stemmen.

Wet Collectieve Warmte (Wcw)

De Wet Collectieve Warmte vervangt de huidige Warmtewet. Het doel van deze nieuwe wet is om de ontwikkeling van nieuwe warmtenetten te vergemakkelijken en daarmee de energietransitie te bevorderen. Daarnaast wil de wet betaal­baarheid, betrouwbaarheid en duurzaamheid van collectieve warmtelevering waarborgen. De belangrijkste gevolgen van de Wcw zijn:

Vaststellen warmtekavel:

Gemeenten krijgen de regie over de warmtetransitie. Dit betekent dat niemand warmte mag leveren of transporteren zonder toestemming van de gemeente. De gemeente kan een warmtebedrijf aanwijzen dat exclusief verantwoordelijk is voor het transporteren en leveren van warmte binnen een ‘warmtekavel’. Een warmtekavel is een door de gemeente vastgesteld gebied waarbinnen een collectief warmtenet kan komen.

Publiek eigendom:

Volgens de Wcw moeten de aangewezen warmtebedrijven voor meer dan 50% eigendom zijn van publieke partijen. Als er binnen zeven jaar na de invoering van de wet geen bedrijf met een publiek meerderheidsbelang beschikbaar is, kan de gemeente een privébedrijf aanwijzen.

Kleine warmtenetten:

Voor systemen met maximaal 1.500 aansluitingen zijn de regels soepeler. Warmtebedrijven kunnen om ontheffing vragen voor het verbod op het leveren en transporteren van warmte zonder door de gemeente te zijn aangewezen. Deze kleine systemen moeten wel aan bepaalde voorwaarden voldoen.

Tariefregulering:

De Wcw introduceert nieuwe regels voor tariefregulering. Nu zijn de kosten voor warmte- en koudelevering voor woningen gekoppeld aan de gasprijzen, volgens het ‘niet meer dan anders’ principe. Met de Wcw wordt deze koppeling stapsgewijs losgelaten, in plaats daarvan komt een op kosten gebaseerd tarief.

Leveringszekerheid en verduurzaming:

De nieuwe wet stelt ook eisen aan de leveringszekerheid en verduurzaming van collectieve warmtenetten.

Wet Gemeentelijk Instrumentarium Warmtetransitie (Wgiw)

Met deze wet krijgen gemeenten de bevoegdheden om regie te voeren in de­ wijk- of gebiedsgerichte aanpak van de warmtetransitie.

De belangrijkste aspecten van deze wet zijn:

Aanwijsbevoegdheid:

Gemeenten krijgen de mogelijkheid om in het omgevingsplan binnen hun grond­gebied gebieden aan te wijzen die overgaan op een duurzame warmtevoorziening, waar het aardgastransport dus op termijn stopt. De gemeente geeft aan vanaf wanneer dat laatste het geval is. Dit is belangrijk voor corporaties, omdat dit gevolgen heeft voor hun complexen in deze gebieden.

Juridische grondslag:

De Wgiw biedt de juridische basis om in het omgevingsplan regels op te nemen over de verduurzaming van de gebouwde omgeving. Het wijzigt delen van de ­Omgevingswet en de huidige Gaswet. Het Besluit Gemeentelijke Instrumenten Warmtetransitie, de uitvoeringsregeling bij de Wgiw, vult belangrijke onderdelen van het wetsvoorstel verder in.

Van transitievisie warmte naar warmteprogramma:

Met de ingang van de Wigw wordt de transitievisie warmte verplicht onder de Omgevingswet, de naam verandert dan in ‘warmteprogramma’. Dit programma moet minstens elke vijf jaar worden herzien. Het eerste warmteprogramma moet uiterlijk op 31 december 2026 door het college van burgemeester en wethouders zijn vastgesteld. Dit programma moet voldoen aan de eisen van de Omgevingswet én de Wgiw.

4.2. Belangrijkste dilemma’s in de boardroom

Keuzestress bij investeringen in isolatie en aardgasvrij maken

Als corporaties investeren in isolatie en verbetering van woningen, moeten ze een belangrijke keuze maken: maken we de woningen wel of niet direct aardgasvrij? Huurders behalen de grootste besparing op hun energierekening als de woning qua qua isolatie worden verduurzaamd, omdat zij dan minder energie verbruiken. Voor dergelijke projecten is doorgaans 70% draagvlak van de huurders nodig. Vaak lukt dat omdat huurders veel kunnen besparen op hun energierekening. Een (te) kleinschalige aanpak om woningen alleen aardgasvrij te maken is voor een corporatie vaak voordeliger maar levert vaak geen besparing op voor de huurder. De rekening blijft eerder gelijk, maar met een andere energiedrager.

Corporaties die bij een grootschalige renovatie niet alleen de woningen isoleren, maar ook direct aardgasvrij of aardgasvrij-ready maken, kunnen met een kleine extra investering veel voordeel behalen. Zo kunnen bewoners direct op inductie koken en kan de woning mogelijk all-electric worden. Of corporaties treffen al voorzieningen om de woning later aan te sluiten op een warmtenet. Het mes snijdt aan twee kanten: huurders ervaren maar één keer overlast en corporaties besparen geld, omdat zij niet opnieuw de woningen hoeven aan te pakken.

Voor de vastgoedexploitatie kan de investering echter wel hoger uitvallen, omdat corporaties niet alle kosten direct in de huur kunnen verrekenen.

Het is dus van belang om deze keuzes over de wijze van verduurzaming, waarvan de energietransitie integraal onderdeel uitmaakt, op portefeuille niveau en op projectniveau scherp te krijgen, mede met het oog op de beperkte middelen die corporaties de komende jaren hebben om de verschillende opgaves te realiseren.

Gebouwgerichte aanpak versus wijkgerichte aanpak

Voor de warmtetransitie (energietransitie) moeten woningen aardgasvrij worden gemaakt. Door dit te combineren met het isoleren van woningen kunnen corpo­raties kosten besparen.

Corporaties moeten beslissen of ze dit doen op basis van hun onderhoudsplanning van complexen (gebouwgerichte aanpak) of dat ze aansluiten bij de gemeentelijke wijkaanpak. Dit vergt goed overleg en een planning op lange termijn met de gemeente. Er kunnen zich kansen voordoen om wijken samen met de gemeente en/of marktpartijen sneller aan te pakken, waardoor andere wijken later aan de beurt zijn. Dit moet in goed overleg met de huurders gebeuren.

Wanneer een corporatie kiest voor een gebiedsgerichte aanpak (aanpak op wijkniveau) dan dient ook de gemeente in deze wijken stappen te nemen voor de aardgasvrij opgave. Gemeenten moeten vanaf 2026 een hernieuwde transitievisie warmte hebben, die volgens de nieuwe Wcw een warmteprogramma wordt genoemd. Daarin kan een corporatie met de gemeente heldere afspraken maken welke wijken en buurten wanneer worden aangepakt. Voor de corporatie is het belangrijk dat de gebiedsgerichte aanpak en/of sturing vanuit de onderhouds­vervanging aanpak wel op elkaar aansluiten om extra afschrijfkosten te voorkomen.

Vanuit de toezichthouderrol moet er zicht zijn in dit proces opdat keuzes in overleg en met de juiste afwegingen worden gemaakt.

Wel of niet huurders afhankelijk?

Lokale energieopwekking door middel van bijvoorbeeld straat of wijkgerichte oplossingen is belangrijk, maar moet goed afgestemd zijn op het verbruik. Te veel opwekking op één plek kan leiden tot problemen met het elektriciteitsnet (net­congestie) en onnodige teruglevering. Daarom is het essentieel dat corporaties in samenwerking met gemeenten en netbeheerders een gebalanceerde keuze te maken over de energieopwekking in wijken en huizen.

Een corporatie kan ervoor kiezen om zonnepanelen (PV-panelen) op haar huur­woningen in een wijk te plaatsen. Zo kan de corporatie investeren in zonnepanelen voor álle huurwoningen in de wijk, waarbij de huurders profiteren van de opbrengst. Omdat niet alle huurders hier mogelijk mee instemmen, moet de corporatie deze investering zelf betalen. Een alternatief is om huurders zelf te laten investeren in zonnepanelen en de kosten te verrekenen via hun eigen energierekening.

Voor de warmtevoorziening geldt hetzelfde keuzevraagstuk: wacht de corporatie tot de gemeente plannen heeft voor een warmtenet, of neemt de corporatie zelf het initiatief voor een collectieve oplossing? Of kiest de corporatie voor een all-electric oplossing per huishouden, waarbij weer gebruik kan worden gemaakt van zonnepanelen?

Deze strategische beslissingen moeten corporaties vooraf maken, op basis van de staat van het woningbezit, de voorraad en de specifieke kenmerken van wijken en woningen. Voor toezichthouders een ingewikkeld dilemma om toezicht op te houden en klankbord voor te zijn. De keuzes die gemaakt worden moeten passen binnen de langjarige strategie van een corporatie, waarbij er ook weer ruimte voor pragmatische afwijkingen kunnen worden gemaakt.

Bewustwording vergroten, zowel intern als extern

De energietransitie is voortdurend in beweging en zal dat ook blijven. Voor woningcorporaties is het essentieel om hierop in te spelen. Elke organisatie moet een team hebben dat zich richt op het verduurzamen van vastgoed. De medewerkers moeten bijgeschoold worden over de laatste ontwikkelingen. Het is belangrijk dat duurzaamheid breed gedragen wordt binnen de organisatie en niet bij een team of één persoon ligt.

Ook de bewustwording van huurders is cruciaal. Hoewel de overheid al veel ­campagnes heeft gehouden over klimaatbewust en energiezuinig wonen, vinden huurders het vaak moeilijk om te begrijpen welke regels en mogelijkheden van toepassing zijn. Hierdoor kunnen huurders afhaken. Gerichte informatie van de eigen woningcorporatie over maatregelen die zij zelf kunnen nemen om hun energie­verbruik te verminderen, kan huurders enorm helpen. Voor toezichthouders de taak om ook dit huurdersperspectief scherp te houden en er voor te zorgen dat keuzes die er worden gemaakt ook altijd in het belang van de huurder zijn.

Bronnen

https://www.klimaatakkoord.nl/

http://www.nplw.nl

https://www.nplw.nl/documenten/handlerdownloadfiles.ashx?idnv=2601167

https://aedes.nl/verduurzaming/hoe-zit-het-met-woningen-met-e-f-en-g-labels

Arrow-prev Arrow-next