Huurderscommissarissen hebben geen andere rol, positie of taak dan leden van de RvC die niet op voordracht van de huurdersorganisatie zijn benoemd. Alle commissarissen moeten aan dezelfde eisen voldoen, en verrichten hun werkzaamheden zonder last of ruggespraak en zonder enig bijzonder belang te vertegenwoordigen. Tegelijkertijd behoort de huurderscommissaris het vertrouwen te hebben van de huurdersorganisatie.
De RvC functioneert als een collectief orgaan; alle leden van de RvC zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het uitoefenen van onafhankelijk toezicht op het bestuur van de corporatie en worden gezamenlijk verantwoordelijk gehouden voor de beslissingen en acties van de raad als geheel. Daarmee heeft iedere commissaris de verantwoordelijkheid om ook als individueel lid van de RvC actief bij te dragen aan het toezicht.
Huurderscommissarissen worden niet aangestuurd door, en zijn geen verantwoording verschuldigd aan, de huurdersorganisaties die hen hebben voorgedragen. Wel mag verwacht worden dat een huurderscommissaris het vertrouwen van de huurdersorganisatie heeft en dat deze, bij de afweging van de verschillende belangen, in het bijzonder ook oog heeft voor de belangen van de huurders.
De Woningwet en de hieruit voortvloeiende regelgeving stellen eisen aan de leden van de RvC om de kwaliteit van het toezicht te borgen. Ook de algemene principes en uitwerkingsbepalingen van de Governancecode woningcorporaties (zie bijlage 2) bevatten normen waaraan iedere commissaris is gebonden.
Bij de vervulling van hun taak richten commissarissen zich naar het belang van de woningcorporatie en de door haar in standgehouden onderneming, naar het te behartigen maatschappelijke belang en naar het belang van de betrokken belanghebbenden (artikel 31 lid 1 Woningwet).
De RvC behoort de verschillende belangen evenwichtig tegen elkaar af te wegen. Iedere commissaris heeft een open oog voor de samenleving en de maatschappelijke omgeving van de corporatie. Daarbij zal het accent liggen op het aandachtsveld waarvoor de commissaris is aangezocht. Van huurderscommissarissen wordt verwacht dat zij de kennis binnen de RvC ten aanzien van de huurdersinvalshoek versterken.
Commissarissen binnen een RvC moeten onafhankelijk en kritisch kunnen opereren en mogen geen persoonlijk belang hebben in de woningcorporatie (artikel 30 lid 5 en lid 7 Woningwet). Dit betekent dat zij hun taken zonder enige vorm van belangenverstrengeling uitvoeren, zodat hun oordeel niet wordt beïnvloed door persoonlijke belangen in de corporatie. Hierbij kan gedacht worden aan financiële belangen, maar ook aan persoonlijke relaties. Ook dienen commissarissen ervoor te waken dat externe belangen een negatieve invloed uitoefenen op de besluitvorming binnen woningcorporaties.
Iedere commissaris heeft de individuele verantwoordelijkheid onafhankelijk en kritisch bij te dragen aan de besluitvorming. De eis van onafhankelijkheid is cruciaal omdat de RvC toezicht houdt op het bestuur van de woningcorporatie en als taak heeft om het bestuur ter verantwoording te roepen wanneer dat nodig is. Commissarissen moeten in staat zijn om zonder terughoudendheid kritische vragen te stellen, ook als dat ongemakkelijk is, en te oordelen over besluiten die de woningcorporatie aangaan. Daarnaast moeten commissarissen ervoor waken dat sociale en psychologische (groeps)dynamiek hen niet belemmert in hun vermogen om onafhankelijk en kritisch bij te dragen aan de besluitvorming.
Iedere commissaris moet geschikt en betrouwbaar zijn. Voor (her)benoeming van een commissaris is een positieve zienswijze van de minister nodig op de geschiktheid en de betrouwbaarheid. Deze zogenaamde toets geschiktheid en betrouwbaarheid wordt afgenomen door de externe toezichthouder, de Autoriteit woningcorporaties (Aw).
De toets op de geschiktheid en betrouwbaarheid is grotendeels (wettelijk) vastgelegd en uitgewerkt in artikel 19 van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting (Btiv), de artikelen 6-8 van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting (Rtiv) en de Beleidsregel Autoriteit woningcorporaties (hoofdstuk 3 ‘Geschiktheid en Betrouwbaarheid’ en hoofdstuk 4 ‘Onverenigbaarheden’).
Bij de geschiktheidsbeoordeling staat de vraag centraal of de voorgedragen commissaris geschikt is voor de betreffende functie bij deze corporatie voor de betreffende periode. De Aw heeft discretionaire ruimte voor een risicogerichte benadering, zodat zij bij de beoordeling rekening kan houden met de corporatie, persoon of specifieke situatie.
De Aw beoordeelt de geschiktheid van de voorgedragen commissaris op basis van diens opleiding, werkervaring, vakinhoudelijke kennis en competenties (artikel 19, lid 1a Btiv). Daarbij wordt ook de samenstelling van de RvC in overweging genomen, evenals de al aanwezige kennis en ervaring binnen de raad. Daarnaast kijkt de Aw naar de passendheid van de voorgedragen commissaris in relatie tot de aard en zwaarte van de functie, alsmede de aard en omvang van de werkzaamheden van de corporatie (artikel 19, lid 2 Btiv).
De betrouwbaarheidstoets bestaat uit controle van gegevens bij de Belastingdienst, een VOG en een door de voorgedragen commissaris ingevuld betrouwbaarheidsformulier waarin antecedenten zijn opgenomen die betrokken worden in de beoordeling (artikel 19, lid 1b Btiv).
Onverenigbare (neven)functies vormen ook een betrouwbaarheidsrisico.
De belangen van de corporatie moeten leidend zijn voor de leden van de RvC. Andere belangen mogen de uitvoering van hun taken niet nadelig beïnvloeden of de schijn opwekken dat ze van invloed zijn. Dit uitgangspunt van onafhankelijkheid staat in artikel 30 lid 7 van de Woningwet. Voor 2022 vertaalde de Woningwet het voorkomen van belangenverstrengeling in een opsomming van functies die commissarissen niet mochten uitoefenen, de zogenaamde onverenigbare functies.
De huidige Woningwet geeft in artikel 30 lid 6 een algemene omschrijving van het principe van onverenigbaarheid. Hiermee heeft de Aw van de wetgever discretionaire ruimte gekregen voor een risicogerichte benadering. Dit stelt de Aw in staat concrete gevallen te toetsen aan de specifieke context en adequaat te handelen in situaties die op dit moment nog niet te voorzien zijn.
In de Beleidsregel Autoriteit woningcorporaties geeft de Aw aan hoe zij (on)verenigbaarheid en (schijn van) belangenverstrengeling beoordeelt.
De Woningwet geeft de mogelijkheid een of meer huurders voor te dragen als commissaris, ook indien deze huurder is bij de betreffende corporatie zelf. Vanzelfsprekend moet ook de huurder die commissaris is voldoen aan de wettelijke vereisten van onafhankelijkheid. Net als iedere andere commissaris opereert deze zonder last of ruggespraak en zonder enig belang te vertegenwoordigen.
De door de huurdersorganisatie voorgedragen huurderscommissaris mag geen bestuurslid zijn van diezelfde huurdersorganisatie, noch van een andere huurdersorganisatie of -koepel die op grond van de Wet op het overleg huurders verhuurder als reguliere gesprekspartner van de corporatie fungeert. De wettelijke bepalingen bieden hiervoor volgens de Aw te weinig ruimte.
Alle commissarissen kunnen tijdens hun benoemingstermijn in principe te maken krijgen met een (potentieel) tegenstrijdig belang. Dit ontstaat wanneer zij moeten oordelen over kwesties die hun eigen belang direct raken. Voor een huurder die commissaris is kan dit bijvoorbeeld spelen bij besluiten over huurprijzen, onderhoud of renovaties.
Commissarissen dienen een (potentieel) tegenstrijdig belang te melden aan (de voorzitter van) de RvC. De commissaris die een (potentieel) tegenstrijdig belang heeft neemt niet deel aan de discussie en besluitvorming van de RvC over het onderwerp waarbij hij of zij een tegenstrijdig belang heeft. Ook neemt de betreffende commissaris geen deel aan de beoordeling of sprake is van een tegenstrijdig belang.
Commissarissen moeten ook na een positieve zienswijze en benoeming in hun dagelijks functioneren geschikt en betrouwbaar blijven. De normen voor geschiktheid en betrouwbaarheid bij de zienswijzetoetsing gebruikt de Aw daarom ook als normenkader bij haar doorlopend extern toezicht.
De Woningwet bepaalt in artikel 31 lid 2 dat de RvC voorziet in het behouden en ontwikkelen van de kennis en de vaardigheden die noodzakelijk zijn voor het geschikt blijven als commissaris. De Governancecode woningcorporaties geeft in bepaling 3.14 een nadere uitwerking door de Permanente Educatie-systematiek van de VTW van toepassing te verklaren op commissarissen.