Binnen de RvC van een woningcorporatie is coöptatie het gebruikelijke selectiemechanisme. Dit houdt in dat nieuwe leden door de RvC zelf worden geselecteerd, voorgedragen en benoemd. De selectie en bindende voordracht van de huurderscommissarissen door de huurdersorganisatie vormen hierop een uitzondering.
De bindende voordracht van huurderscommissarissen valt binnen een wettelijk kader (zie bijlage 1), waarin bepaalde zaken worden voorgeschreven. De belangrijkste bepalingen daarin is dat minimaal een derde en maximaal de helft van de commissarissen door de RvC wordt benoemd op bindende voordracht van de huurdersorganisatie (artikel 30 lid 10a Woningwet).
Een bindende voordracht is gekoppeld aan een (her)benoeming. Als een huurdersorganisatie een zittende commissaris wil voordragen die (nog) geen huurderscommissaris is, dient de betreffende commissaris af te treden en te worden (her)benoemd als huurderscommissaris.
Het minimum- en maximumaantal huurderscommissarissen hangt af van de omvang van de RvC:
Huurdersorganisaties kunnen door middel van het voordrachtsrecht invloed uitoefenen op de samenstelling van de RvC en de kwaliteit van het intern toezicht.
Dit brengt een grote verantwoordelijkheid met zich mee, aangezien deskundig, onafhankelijk en kritisch intern toezicht essentieel is voor het functioneren van een woningcorporatie.
De uitvoering van het voordrachtsrecht verloopt in de praktijk niet altijd soepel. Zowel huurdersorganisaties als RvC’s ervaren soms onzekerheid over het proces. Dit kan komen door onduidelijkheden over de procedures of doordat verwachtingen van beide partijen niet altijd op één lijn liggen.
De Woonbond en de VTW bieden met deze handreiking praktische handvatten en aanbevelingen voor zowel huurdersorganisaties als RvC’s bij de invulling van het voordrachtsrecht. Met het opvolgen van de aanbevelingen wordt enerzijds het voordrachtsrecht gerespecteerd en anderzijds voldaan aan de noodzaak van kwalitatief goed intern toezicht.