2

De huurderscommissaris

2.1 Wie draagt voor?

De Woningwet 2015 is duidelijk over wie de bindende voordracht mag doen: de gezamenlijke huurdersorganisaties als bedoeld in artikel 1 lid 1f, van de Wet op het overleg huurders verhuurder (Wohv). Hiermee sluit de wet aan bij de al bestaande praktijk, waarin het voordrachtsrecht meestal wordt uitgeoefend door de zelfstandige huurdersorganisatie die op corporatieniveau de reguliere overlegpartner is volgens de Wohv.

Meerdere (overkoepelende) huurdersorganisaties

De Woningwet 2015 is niet duidelijk wie het voordrachtsrecht uitoefent als er meerdere (overkoepelende) huurdersorganisaties zijn waarmee de corporatie het overleg voert. Het is raadzaam om in de statuten voorschriften op te nemen over wat in dit geval het te volgen proces is.

In de praktijk is het meestal de overkoepeling of het samenwerkingsverband dat het voordrachtsrecht uitoefent. Als er geen overkoepelende organisatie of samenwerkingsverband is, dragen de huurdersorganisaties gezamenlijk zorg voor de voordracht.

Geen huurdersorganisatie

Het verdient een sterke voorkeur dat een corporatie beschikt over een huurdersorganisatie. Een corporatie zou dit ook moeten bevorderen bij haar huurders en de RvC moet hier op toezien.

Wat als er geen huurdersorganisatie is die het bindende voordrachtsrecht kan uitoefenen? In dat geval berust het voordrachtsrecht volgens artikel 30 leden 9b en 9c van de Woningwet bij de bewonerscommissies van de corporaties gezamenlijk en, als er ook geen bewonerscommissie is, bij de huurders.

Woningwet 2015

Artikel 30

9. De statuten bepalen in elk geval, dat:

  1. de in het belang van de huurders van woongelegenheden van de toegelaten instelling werkzame huurdersorganisaties als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op het overleg huurders verhuurder gezamenlijk het recht hebben een bindende voordracht te doen voor twee of meer commissarissen, indien de raad van commissarissen uit vier of meer commissarissen bestaat, dan wel een bindende voordracht te doen voor één commissaris, indien die raad uit drie commissarissen bestaat;
  2. indien er geen zodanige huurdersorganisatie is, het in onderdeel a bedoelde voordrachtsrecht berust bij de bewonerscommissies als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op het overleg huurders verhuurder gezamenlijk.
  3. indien geen voordracht als bedoeld in onderdeel a is gedaan op grond van onderdeel a of b, de raad van commissarissen er zorg voor draagt dat de huurders van de woongelegenheden van de toegelaten instelling in de gelegenheid worden gesteld om een zodanige voordracht te doen;

 

Wet op het overleg huurders verhuurder

Artikel 1 lid 1

f. huurdersorganisatie: vereniging of stichting, die als doelstelling heeft het behartigen van de belangen van huurders en:

  1. van welke het bestuur wordt gekozen of aangewezen door en uit de huurders die zij vertegenwoordigt;
  2. die de huurders op de hoogte houdt van haar activiteiten en hen betrekt bij haar standpuntbepaling;
  3. die ten minste eenmaal per jaar een vergadering uitschrijft voor de huurders, waarin zij verantwoording aflegt van haar activiteiten in het verstreken jaar, haar plannen voor het eerstvolgende jaar bespreekt en deze vaststelt; en
  4. die alle huurders van de woongelegenheden of wooncomplexen, waarvoor zij de belangen behartigt, in de gelegenheid stelt om zich bij haar aan te sluiten.
  5. g. bewonerscommissie: commissie van bewoners van huurwoningen in een wooncomplex, niet zijnde een huurdersorganisatie, die de belangen behartigt van de huurders van dat wooncomplex en die voldoet aan onderdeel f, onder 2° tot en met 4°.

2.2 De rol, positie en taak van de huurderscommissaris

Huurderscommissarissen hebben in principe geen andere rol, positie of taak dan de overige leden van de RvC. Zij moeten aan dezelfde eisen voldoen als de andere commissarissen. In de Woningwet 2015 en de hierop gebaseerde Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 en Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015, worden aan de leden van de RvC een aantal eisen gesteld om de kwaliteit van het interne toezicht te borgen. Deze eisen zijn merendeels ook opgenomen en nader uitgewerkt in de Governancecode Woningcorporaties.

Geschikt en betrouwbaar

Voor (her)benoeming van een commissaris is een positieve zienswijze van de minister nodig op de geschiktheid en de betrouwbaarheid. Deze zogenaamde toets geschiktheid en betrouwbaarheid (fit en proper toets) geldt per 1 juli 2015 voor nieuwe (her)benoemingen van alle commissarissen. Ook huurderscommissarissen moeten geschikt en betrouwbaar zijn. De eisen daartoe staan in het Besluit toegelaten instellingen volkshuis- vesting 2015 (artikel 19 en de bijbehorende bijlagen waarin de competenties en antecedenten worden benoemd) en de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 (artikelen 6, 7 en 8). Bijlage 2 van deze publicatie bevat een korte beschrijving van de procedure en de informatie die de corporatie moet aanleveren.

Geschikt blijven

Een commissaris moet, eenmaal geschikt bevonden, ook geschikt blijven. De Woningwet bepaalt dat een commissaris deskundig moet zijn en dat de RvC voorziet in het behouden en ontwikkelen van de kennis en de vaardigheden. De Governancecode Woningcorporaties geeft een nadere uitwerking door de Permanente Educatie-systematiek van de VTW van toepassing te verklaren.

Evenwichtige belangenafweging

Bij de vervulling van hun taak richten de commissarissen zich op het belang van de woningcorporatie, het maatschappelijke belang en het belang van de betrokken belanghebbenden. De RvC behoort de verschillende belangen evenwichtig tegen elkaar af te wegen. Elke goede commissaris heeft een open oog voor de samenleving en de maatschappelijke omgeving van de corporatie. Daarbij zal het accent liggen op het aandachtsveld waarvoor hij is aangezocht. Van huurderscommissarissen wordt verwacht dat zij de kennis binnen de RvC ten aanzien van de huurdersinvalshoek versterken.

Onafhankelijk en kritisch

De commissarissen binnen een RvC moeten onafhankelijk en kritisch kunnen opereren en mogen geen persoonlijk belang hebben in de woningcorporatie. Dit betekent dat elke commissaris de verantwoordelijkheid heeft onafhankelijk en kritisch bij te dragen aan de besluitvorming.

De RvC is een collectief orgaan dat zonder last of ruggespraak fungeert. Huurderscommissarissen worden niet aangestuurd door en zijn geen verantwoording verschuldigd aan de huurdersorganisaties die hen hebben voorgedragen. Wel mag van een huurderscommissaris verwacht worden dat hij het vertrouwen heeft van de huurdersorganisatie en bij de afweging van de verschillende belangen in het bijzonder óók kijkt naar de belangen van huurders.

Indien er bij de behandeling van een onderwerp een risico is op belangenverstrengeling of belangentegenstellingen, dient een commissaris voor dat onderwerp niet deel te nemen aan de discussie en zich van stemming in de RvC over dat onderwerp te onthouden.

Woningwet 2015

Artikel 30

3. Alvorens de raad van commissarissen commissarissen benoemt, verzoekt de toegelaten instelling Onze Minister om zijn zienswijze op de geschiktheid van de betrokken personen voor het lidmaatschap van de raad van commissarissen en de betrouwbaarheid van die personen aan haar kenbaar te maken. Onze Minister kan binnen vier weken zijn zienswijze aan haar doen toekomen, welke termijn hij, onder schriftelijke kennisgeving daarvan aan de toegelaten instelling voor het verstrijken van die termijn, eenmalig met een door hem daarbij te bepalen termijn van ten hoogste vier weken kan verlengen. Een benoeming als bedoeld in de eerste volzin zonder dat Onze Minister daarover een positieve zienswijze heeft uitgebracht is, indien dat niet het gevolg is van zijn handelen of nalaten, strijdig met het belang van de volkshuisvesting. Bij algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven omtrent de geschiktheid van personen voor het lidmaatschap van de raad van commissarissen en de betrouwbaarheid van die personen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven omtrent de toepassing van dit lid.

5. De raad van commissarissen is zodanig samengesteld dat de commissarissen ten opzichte van elkaar, het bestuur en welk deelbelang dan ook onafhankelijk en kritisch kunnen opereren. Een commissaris is deskundig en heeft geen persoonlijk belang in de toegelaten instelling of de door haar in stand gehouden onderneming. Er is geen arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 610 lid 1 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek tussen een commissaris en de toegelaten instelling.

Artikel 31
  1. De raad van commissarissen heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in de toegelaten instelling en de door haar in stand gehouden onderneming. Hij staat het bestuur met raad ter zijde. Bij de vervulling van hun taak richten de commissarissen zich naar het belang van de toegelaten instelling en de door haar in stand gehouden onderneming, naar het te behartigen maatschappelijke belang en naar het belang van de betrokken belanghebbenden.
  2. De raad van commissarissen voorziet in het behouden en ontwikkelen van de kennis en de vaardigheden die met inachtneming van het bij en krachtens deze wet bepaalde noodzakelijk zijn voor het geschikt blijven van personen voor het lidmaatschap van de raad van commissarissen.

 

Governancecode Woningcorporaties

Bepaling 1.8

Leden van bestuur en RvC blijven hun kennis ontwikkelen door middel van trainingen en cursussen. Daarbij wordt aandacht besteed aan gewenst gedrag. De afgesproken Permanente Educatie-systematiek is hierop van toepassing. In het jaarverslag worden in het verslagjaar behaalde PE-punten van bestuur en RvC vermeld.

Principe 3

Het vervullen van de maatschappelijke opdracht van woningcorporaties vraagt om deskundige bestuurders en toezichthouders, die permanent investeren in hun kennis en kunde. Daartoe moeten bestuur en RvC zodanig zijn samengesteld dat de leden elkaar aanvullen en scherp houden.

Principe 3B

De RvC houdt toezicht op het bestuur en op de algemene gang van zaken in de woningcorporatie. De RvC fungeert als klankbord voor het bestuur en weegt binnen zijn toezichthoudende functie zelfstandig het maatschappelijk belang af tegen de financiële continuïteit van de corporatie. De RvC beslist over benoeming, beoordeling, beloning, schorsing en ontslag van bestuurders. De RvC is verantwoordelijk voor de kwaliteit van zijn eigen functioneren.

Bepaling 3.12

De RvC en zijn leden zijn geschikt voor hun taak volgens de vigerende geschiktheidsnorm.

De RvC is zelf verantwoordelijk voor het goed uitoefenen van zijn taken en verantwoordelijkheden en moet zorgen voor voldoende tegenwicht (‘countervailing power’) binnen de RvC als ook tussen RvC en bestuur.

Bepaling 3.16

Een evenwichtig samengestelde RvC betekent verscheidenheid. Om dit te bevorderen stelt de RvC een profielschets op. In deze schets worden eisen gesteld aan de samenstelling van de RvC. Deze eisen moeten er voor zorgen dat de RvC naast een diverse samenstelling ook de juiste kennis en ervaring in huis heeft.

Bepaling 3.18

Het bestuur en de RvC zorgen voor de juiste ondersteuning van en samenwerking met de huurders(organisatie) bij hun voordracht van commissarissen als bedoeld in de Herzieningswet (heet nu Woningwet 2015, red.). Voor de op voordracht van de huurdersorganisatie(s) benoemde commissarissen gelden dezelfde criteria en vereisten als voor de andere commissarissen.

Bepaling 3.21

Alle commissarissen volgen na benoeming een introductieprogramma waarin de relevante aspecten van de functie aan bod komen.

Bepaling 3.27

Iedere commissaris moet onafhankelijk en kritisch bij kunnen dragen aan het toezicht van de RvC. De RvC stelt van iedere commissaris vast of hij/zij onafhankelijk toezicht kan houden en meldt dat in het jaarlijks verslag van de RvC. Daarbij neemt de raad de bepalingen als genoemd in de Herzieningswet in acht.

2.3 Onverenigbaarheden op grond van de Woningwet

Om het risico op belangenverstrengeling te verkleinen noemt de Woningwet 2015 negen onverenigbaarheden met het lidmaatschap van de RvC.

Woningwet 2015

Artikel 30

6. Het lidmaatschap van de raad van commissarissen is onverenigbaar met:

  1. het lidmaatschap van een bestuur van een toegelaten instelling;
  2. het eerdere lidmaatschap van het bestuur van de toegelaten instelling of haar directe rechtsvoorganger;
  3. het eerdere lidmaatschap van de raad van commissarissen van een toegelaten instelling of haar directe rechtsvoorganger, indien ten tijde van dat lidmaat- schap in verband met een ondeugdelijke bedrijfsvoering aan die toegelaten instelling een aanwijzing als bedoeld in artikel 61d is gegeven of een maatregel als bedoeld in artikel 48, zevende lid, 61g, eerste, tweede of derde lid, 61h, eerste lid, 104a, eerste lid, 105, eerste lid, of 120b is opgelegd;
  4. het lidmaatschap van enige raad van commissarissen of dienovereenkomstige andere toezichthoudende instantie, indien een ander lid van de raad van commissarissen van de betrokken toegelaten instelling zitting heeft in die zodanige raad of instantie;
  5. het lidmaatschap van een orgaan van, en een functie bij, een andere rechtspersoon of vennootschap die op het maatschappelijke belang gerichte werkzaamheden verricht, indien een bestuurder van de toegelaten instelling bestuurder is van die rechtspersoon of vennootschap;
  6. het lidmaatschap van een college van burgemeester en wethouders van een gemeente waar de toegelaten instelling haar woonplaats heeft of feitelijk werkzaam is, of van een orgaan van een organisatie die zich ten doel stelt de belangen van gemeenten te behartigen;
  7. het lidmaatschap van een college van gedeputeerde staten van een provincie waar de toegelaten instelling haar woonplaats heeft of feitelijk werkzaam is, of van een orgaan van een organisatie die zich ten doel stelt de belangen van provincies te behartigen;
  8. het lidmaatschap van een dagelijks bestuur van een waterschap waar de toegelaten instelling haar woonplaats heeft of feitelijk werkzaam is, of van een orgaan van een organisatie die zich ten doel stelt de belangen van water- schappen te behartigen, en
  9. een functie als ambtenaar bij het Rijk, een provincie, een gemeente of een waterschap en enige andere functie, indien de aan die functie verbonden werkzaamheden meebrengen dat een betrokkenheid ontstaat of kan ontstaan bij de werkzaamheden van de toegelaten instelling of bij de ontwikkeling of de uitvoering van het overheidsbeleid op het terrein van de volkshuisvesting.

De Woonbond en de VTW bevelen aan om geen bestuursleden van een huurdersorganisatie voor te dragen als huurderscommissaris. De huurdersorganisatie behartigt de belangen van huurders; zij adviseert het bestuur van de corporatie en kan zo invloed uitoefenen op het corporatiebeleid. De RvC houdt toezicht op het bestuur die verantwoordelijk is voor het beleid en de uitvoering ervan. Het combineren van beide functies, belangenbehartiging en toezicht, is een onmogelijke opgave.

Aanbeveling VTW en Woonbond:

De huurdersorganisatie draagt geen bestuursleden van de huurdersorganisatie voor als huurderscommissaris.

2.4 Huurder als commissaris

De Woningwet 2015 geeft de mogelijkheid een of meer huurders voor te dragen als commissaris, ook indien deze huurder is bij de betreffende corporatie zelf. Er wordt wel van uitgegaan dat de huurdersorganisaties zodanige personen voordragen als commissaris, dat de kennis binnen de RvC ten aanzien van de huurdersinvalshoek wordt versterkt. Vanzelfsprekend voldoet ook de huurder die commissaris is aan de profielschets en beschikt hij over de noodzakelijke deskundigheid en vaardigheden, net zoals alle andere commissarissen.

Woningwet 2015

Artikel 30

8. Commissarissen kunnen huurders van woongelegenheden van toegelaten instellingen zijn.

2.5 Als geen bindende voordracht is gedaan

Als geen voordracht is gedaan door de huurdersorganisaties of de bewonerscommissies moet de RvC er zorg voor dragen dat de huurders een voordracht kunnen doen. Dit betekent dat de RvC actief huurderscommissarissen werft in overleg met de huurders.

Als ook geen voordracht is gedaan door de huurders moet de RvC huurderscommissarissen benoemen uit de huurders.

Het aantal commissarissen uit de huurders is gelijk aan het aantal commissarissen waarop een bindende voordracht betrekking zou kunnen hebben gehad. Uiteraard gelden voor deze benoemingen dezelfde kwaliteitseisen als voor alle andere commissarissen.

Woningwet 2015

Artikel 30

9. De statuten bepalen in elk geval dat:

  1. de in het belang van de huurders van woongelegenheden van de toegelaten instelling werkzame huurdersorganisaties als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op het overleg huurders verhuurder gezamenlijk het recht hebben een bindende voordracht te doen voor twee of meer commissarissen, indien de raad van commissarissen uit vier of meer commissarissen bestaat, dan wel een bindende voordracht te doen voor één commissaris, indien die raad uit drie commissarissen bestaat;
  2. indien er geen zodanige huurdersorganisatie is, het in onderdeel a bedoelde voordrachtsrecht berust bij de bewonerscommissies als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op het overleg huurders verhuurder gezamenlijk;
  3. indien geen voordracht als bedoeld in onderdeel a is gedaan op grond van onderdeel a of b, de raad van commissarissen er zorg voor draagt dat de huurders van de woongelegenheden van de toegelaten instelling in de gelegenheid worden gesteld om een zodanige voordracht te doen;
  4. indien geen voordracht als bedoeld in onderdeel a is gedaan op grond van onderdeel a, b of c, de raad van commissarissen er zorg voor draagt dat hetzelfde aantal commissarissen uit de huurders van de woongelegenheden van de toegelaten instelling wordt benoemd als waarop een zodanige voordracht betrekking zou kunnen hebben gehad, met dien verstande dat door die benoeming niet in strijd met het bepaalde bij of krachtens dit artikel mag worden gekomen.
Arrow-prev Arrow-next